Wie kan zich nog de geelgerande watertor herinneren?

De Haan

De Haan

De geelgerande watertor was weer eens op een verre reis en de haan zat in het kippenhok en dacht aan hem. 

Misschien heb ik de geelgerande watertor wel verzonnen… dacht de haan en verborg zijn hoofd tussen zijn vleugels. Zijn gedachten werden zwart en hij was bang dat hij zó verdrietig zou worden dat hij zich nooit meer zou verroeren. Nog net op tijd sprong hij op en rende naar buiten. Al snel kwam hij de pissebed tegen. ‘Pissebed,’ zei hij buiten adem, ‘heb jij wel eens van de geelgerande watertor gehoord?’ De pissebed stond stil en er verscheen een peinzende uitdrukking op zijn gezicht. ‘De geelgerande watertor…’ mompelde hij, ‘heb ik daar wel eens van gehoord… Hoe zei je ook al weer?’ ’De geelgerande watertor,’ zei de haan. ‘De geelgerande watertor.’ ‘De geelgerande watertor,’ herhaalde de pissebed bedachtzaam. ‘De geelgerande watertor. De geelgerande watertor…’ Toen schudde hij zijn hoofd. ‘O,’ zuchtte de haan. ‘Dan heb ik hem misschien verzonnen.’ ‘O ja?’ vroeg de pissebed nieuwsgierig. Hij was dol op verzinnen.

Maar de haan liep vlug verder en vroeg hetzelfde aan de oorkruiper, de otter, de neushoorn, de stinkende kortschildkever en de merel. Maar niemand had van de geelgerande watertor gehoord. ‘Nee,’ zeiden zij. ‘De geelgerande watertor… Nee, helaas.’ Ze hadden van de bergduivel, de jerboa, de karbonkel en de axolotl gehoord, maar niet van de geelgerande watertor. Aan het einde van de middag liep de haan naar huis. Hij kon nauwelijks meer in de kippenren klimmen zo moe was hij. Somber bleef hij bij de voordeur zitten, terwijl de laatste stralen van de zon zijn rode kam beroerden.

Ik heb hem dus verzonnen… dacht hij. Dus ik heb ook zijn antennes en zijn zwartgroene kleur en de gele rand aan de buitenrand van de dekschilden verzonnen, en dat hij bier drinkt en rookt… En dat ik hem mis, dat heb ik dus ook verzonnen… En zo viel hij in slaap, voor zijn deur van de kippenren, op een warme avond in de zon. Terwijl de geelgerande watertor in Afgelegerije op het balkon van een flat uitkeek over de Tam Tam Baai en het zweet van zijn voorhoofd wiste.