
Met de stroom en de wind mee zeilden de schepen langs de kust van Zuid-Amerika naar het zuiden. Kapitein Coeckebakker verwachte nu spoedig de nieuwe route te vinden naar de Specerijeneilanden. Aanvankelijk verliep de tocht voorspoedig.
Eindelijk kwamen de schepen bij de Pinguinbaai aan, waar alle daar levende pinguïns gevangen, gegeten en als proviand ingeslagen werden. Dus eigenlijk moesten ze nu een andere naam bedenken. Ook kregen de zeelieden voor de eerste maal koude te verduren, terwijl zij niet over warme kleding beschikten om zich afdoende te beschermen. De vloot zeilde, tegen de huizenhoge golven in, langs de troosteloze en gevaarlijke kust. Coeckebakker hoopte een doorgang te vinden, toen de kust plotseling scherp naar het westen boog bleek het weer slechts een baai te zijn. Coos stond vrijwel altijd aan het roer van het schip Hollandsche Leeuw met de andere schepen in zijn kielzog, en zo worstelde de vloot zich naar het zuiden. Driemaal werden de schepen uit elkaar geslagen; Amsterdam liep aan de grond; Apollo verloor een mast en KookieBizar stootte lek.
Coeckebakker moest erkennen dat verder zeilen zelfmoord betekende en hoewel zijn kapiteins terug wilden keren om in gezelschap van de meisjes van Rio, te overwinteren, zei hij dat de tocht moest worden vervolgd. De volgende baai die ze tegen kwamen op de eerste Paasdag was de Paas Baai en hier kregen de zeelieden de opdracht om verblijven op de kust te bouwen. Omdat er hout in overvloed was, konden er goede hutten worden gebouwd en er was ook voldoende brandhout. Dit laatste was nodig, omdat het midden april ook overdag vroor. Er bleek in de baai schelvis in overvloed te zijn en bovendien waren er mosselen en krabben. Naast zeevogels verbleven op de naburige eilanden massa’s pinguïns. Zij werden bij duizenden doodgeslagen; hun vlees werd gezouten; hun vet werd gebruikt als lampenolie en van de pelsen werden jassen en dekens gemaakt. Het leven in Paas Baai was voor de zeelieden nog zo kwaad niet, maar de schepen moesten ook gerepareerd worden en het uitmesten van de ruimen was onaangenaam werk.
Tijdens hun verblijf zagen ze twee maanden lang geen mens. Opeens stond er op de oever van de rivier een grote, naakte indiaan met één oog, in het midden van zijn gezicht en enorme voeten. Dus je kunt wel nagaan welke lucht daarvan af kwam. Coeckebakker stuurde twee kloeke matrozen aan land die de reus ophaalden en mee aan boord namen. Toen hem een spiegeltje werd voorgehouden, sprong hij van schrik achteruit en sloeg daarbij acht man tegen het dek. Een van de officieren gaf de reus, die met kop en schouders boven de zeelieden uitstak, tenslotte een paar koekjes, stak een sigarenbandje aan zijn kleinste vinger en gaf hem ook een kam en een handje kralen. Toen hij de kralen wilde opeten omdat hij dacht dat het nootjes waren braken hem de tanden uit zijn mond en keek hij kapitein Defoe boos aan. Hierop gaf Bert hem nog een paar flinke oorwarmers en een schaats, opdat het toch nog goed zou komen. Fluitend verliet de indiaan het schip al klonk het wel wat vals nu hij niet al zijn tanden meer had. Hij werd al gauw Piet genoemd naar de broer van Coos Coeckebakker, omdat Piet ook maar één oog had.
Een paar dagen later verschenen er nog meer cyclopen. Daar Coeckebakker een stuk of wat inboorlingen wilde meenemen naar Holland als bezienswaardigheid voor op jaarmarkten, tijdens carnaval, feesten & partijen werden twee jonge cyclopen met geschenken aan boord gelokt. De bemanning gaven ze voetboeien, onder het mom dat die gepast moesten werden. Toen de cyclopen begrepen dat zij gevangen werden genomen, maakten zij een hoop gesodemieter. Uiteindelijk gaf één van de twee te kennen dat hij wel mee wilde maar niet zonder zijn vrouw. Een geleide, onder bevel van Wil Twisk, oud-directeur van een drukkerij op Terschelling en stuurman, maar daarnaast een wrede en incompetente prutser, begeleidde de twee naar hun hutten.
Een van de reuzen ontsnapte en toen de ander ook op de loop ging sloegen zij hem neer en stak Wil Twisk hem met een staak in zijn oog, zodat hij blind was en niet meer op de vlucht kon slaan. Maar ze kwamen bedrogen uit, de gigant sprong de zee in en nam twee van de mensen, waaronder retenjong Hans Meerpaal, onder zijn arm mee hun ondergang tegemoet. Twisk was niet alleen zijn twee gevangenen kwijt, maar ook twee bemanningsleden. Veel erger was dat zijn ongelukkige en wrede optreden een einde maakte aan de goede verstandhouding met de cyclopen. Vanaf dat moment haten zij de Hollanders, die hun leven niet meer zeker waren. De vijandige houding was er de oorzaak van dat Coeckebakker snel op weg ging om de kust in zuidelijke richting te verkennen. Kort voor vertrek riep hij zijn officieren bijeen. Weer drongen zij er bij hem aan om het zoeken op te geven en via de Indische Oceaan naar de Specerijeneilanden te zeilen. Coeckebakker wees dit voorstel af en vertelde dat ze niet langer moesten zeuren en om aan te tonen dat het hem ernst was werd onderkuiper Van Spek die uit de voorraad van de kok had gestolen berecht en aan de boegspriet opgehangen. Coos Coeckebakker had een missie, zo vond hij zelf, een Heilige missie aangereikt door God, himself en die zou hij volbrengen met alles wat in hem was, zijn hele ziel en zaligheid.
Wordt vervolgd
- Login om te reageren