Wenteltrap

Wenteltrap

Een kennis van me had een nieuw jacht gekocht van twee miljoen. Deze aanschaf zou me onberoerd hebben gelaten als er niet zoveel ophef over was in de media.

Bij een toevallige ontmoeting had hij me uitgenodigd voor een maidentrip. Ik zei gaan er dan ook dames mee, want ik ben graag leuk. Hij keek me vragend aan. Ik zei nogmaals: ‘Maidentrip?’ maar ik zag dat hij het niet begreep. Alex was een nogal gezet type met een enigszins rosse baard. Een aardige knaap, maar meer het type voor een kort gesprek in een druk café of een groetend handgebaar vanuit de verte, waarna je stevig doorliep.

Toen ik in de haven van Heeg (Friesland) aankwam stond hij aan boord van het schip wat hij Bernhard had gedoopt, vernoemd naar prins vuilpijper, die nog weleens op olifanten, neushoorns, buffels en antilopen had gejaagd, in zijn kapiteinspak en op zijn bol een witte pet met een gouden koord en twee gekruiste ankertjes. Vanuit het keukentje hoorde ik een hinnikende lach. ‘Ach,’ zei Alex ‘ze is wat aan het bakken.’ Een zachte huivering trok over mijn rug, een hoorbaar gekreun kon ik nog net binnen houden. Ik stapte aan boord en ging achter in de bak zitten om Alex niet in de weg te lopen bij het vaarklaar maken van zijn jacht en ik riep naar hem: ‘Mooie boot’. Hij antwoordde ietwat verbolgen: ‘Het is geen boot, het is een schip’. Zou het zo’n tocht worden, berustte ik.

Na korte tijd was het zover, de motor gromde zachtjes en ik gooide op zijn commando de trossen los, al riep ik wel speels: ‘Aye, aye captain,’ om de stemming er een beetje in te houden. Alex schakelde zonder enige waarschuwing op volle kracht vooruit het gas open. Loeiend stoven we naar voren en als vanzelf plofte ik terug in mijn stoel. De kolossale boeggolf veroorzaakte een enorme deining onder de afgemeerde scheepjes in Heeg en de verre omtrek en de golven klotsten over de kade en in menig vooronder. Verontwaardigde hoofden werden naar buiten gestoken, die dingen schreeuwden die in het motorgeraas verloren gingen. Ik wuifde nog naar ze maar dat mocht de pret niet drukken. Het zou Alex na deze brute kennismaking heel wat moeite kosten om zijn toch al tanende populariteit terug te winnen, en zo gooide hij al te voortvarend zijn eigen glazen in.

Hele wolken verstuift boegwater kreeg ik over me heen en haastig ging ik naast Alex staan, die de voeten ver uiteen geplant had en met een filtersigaret in zijn hoofd door het glas stond te kijken met een blik of die ongetemde snelheid zo hoorde. Al gauw waren we op het midden van het Heegermeer aangeland. En wat zag ik daar met mijn hand boven mijn ogen? Het bleek een groot plat voorwerp te zijn waar we recht op af voeren. Ik wees Alex op het merkwaardige obstakel en vroeg of hij langszij wilde varen. Eerst weigerde hij omdat hij bang was voor eventuele lakschade, maar ik prees hem om zijn vaarvaardigheden en daarop voer hij met enige voorzichtigheid in de richting van het door mij aangewezen voorwerp.

Dichterbij gekomen bleek het een nogal verveloze deur te zijn, vanaf de voorplecht trok ik deze open. Iemand riep, waarschijnlijk het keukenhulpje: ‘Nee, niet naar daar. Dat is goor. Hou die tempo’. Onder de deur die in het groezelige water dreef was een stenen wenteltrap. Ik had toch al genoeg van het vaartochtje en stapte het gat in en de trap af. Ik hoorde: ‘Bert’ en waarschijnlijk viel de deur door de golfslag van de deining dicht. In het donker liep ik de trap af. Af en toe tastend aan de vochtige muren en na enige uren zag ik in de verte licht en dat stelde me toch weer gerust...