
Het hondje Waldo
In maart werd een grote tent van het Russisch Staatscircus op het marktplein van Boetsja gezet. Het stadje was daarna net zo erg toegetakeld als een aan lager wal geraakte crackhoer. Het enige wat wij konden doen was ons er een voorstelling van maken wat er binnen gebeurde.
Kreten en hese stemmen klonken over en weer; een kabaal van jewelste binnen de circustent: een grote zak waar met gemak ons flatgebouw van drie hoog in kon. De muziek van een orkestje. Het brullen van de leeuwen en de tijgers bij elke zweepslag van de dompteur, waardoor het zeil nog harder klapperde dan door de windvlagen. Het gelach en het applaus barste los wanneer de bruine beer op zijn eenwielertje door de zaal reed. Als een kanonskogel schoot er iemand vanonder het zeildoek uit, en nog een en nog een, van alle kanten. Zij die het gewaagd hadden stiekem naar binnen te glippen als de oppassers even niet opletten, die werden met kletsende oorvijgen en muilperen uit de circustent geslagen.
Later hoorde ik de verhalen. Er reed een naakte vrouw met een driewieler over een stalen draad, zei Peter Bruijn, wrijvend over zijn zere plekken. Er was een man die vuur spuwde en spijkers, glasscherven en zwaarden inslikte, zei Hans. Een zag een dompteur die zijn hoofd in de bek van een krokodil stak. Niets van waar, zei Jenny, het was een tijger. Na die avond kon niemand meer naar binnen sluipen, want je werd er met kromzwaarden uitgeslagen, zei Ruud en liet het litteken op zijn buik zien, maar dat had hij een jaar geleden ook al van toe ie geopereerd was aan zijn blindendarm. Herbert Bakker had een vrijkaartje gekregen in ruil voor een dode kat. Vanaf dat moment ontving iedereen voor elk dier waar hij mee aankwam als voer voor de wilde beesten een vrijkaartje. Ik kwam er zelfs niet toe om een ei in te leveren.
Ik was alleen maar wezen kijken hoe ze in de rij stonden, met Waldo in de armen. Voordat het tot me doordrong had de gehaaste dompteur in een groen-gouden uniform, van op zijn minst een generaal, zo iemand tot wie de schreeuw van een kind nauwelijks doordringt, Waldo al uit mijn armen gerukt en in de bak gegooid met dode dieren. Met elke vezel van mijn lichaam schreeuwde ik NEE tegen de vrouw met de baard die me een kaartje aanbood. Ik rende achter de angstig blaffende Waldo aan in de bak met dode dieren, die door helpers de tent werd binnengesleept.
Zonder mijn hondje en zonder toegangskaartje bleef ik achter. Alleen op het grote plein en ik voelde me weer als een kind opgesloten in het kolenhok. Ik ging op zoek naar mijn vrienden om me te helpen mijn hond te redden als er nog tijd over was. Tevergeefs, ze hoorden me niet en ze zagen me niet. Ze zaten in de circustent van het schouwspel te genieten. Ik ontwaakte uit de duizeling die me bedwelmde; iets likte mijn hand en deed het al een hele tijd, want toen ik het merkte was ie kletsnat.
Op dat moment drong boven het gebrul van de leeuw ook zijn gejank tot me door als van heel ver weg; maar hij was er al. Als een zwarte vlek kronkelde en kwispelde hij daar tussen mijn benen, bedelend om te worden opgepakt en in mijn armen te worden genomen, zoals altijd en ik kon mijn geluk niet meer op. Ik aaide Waldo en hij likte mijn gezicht en het huilen stond me nader dan het lachen. Onder de muziek van het orkestje kwamen de mensen in drommen de tent van het Russisch Staatscircus uit. Zoals in het begin, maar nu andersom.
- Login om te reageren
- 23 weergaves