Uiteindelijk toch

Redgreen and Violet-Yellow Rhythms

Laatst was ik op begraafplaats Noord in Wormerveer waar mijn liefste vader en moeder liggen te rusten onder een marmeren steen met hun namen en jaartallen erop. Toen ik wegliep zag ik een oude bekende.

Ik bleef staan bij een grafsteen met de inscriptie C. LOODZAK en bijna ongezien naderde de beheerder van de begraafplaats, met een groene gieter in zijn hand. Ik hield hem staande en keek in zijn verweerde, gegroefde, wit gelokte gezicht.

Hij kauwde op iets en het viel me op dat hij een zwarte tong had. Helemaal toen hij een zwarte straal tabakssap tegen de gevel van de steen van Loodzak opspuwde. Hij verklaarde zich nader. Hier ligt een zelfmoordenaar en daarom is hij met zijn gezicht naar beneden begraven. Ik heb hem niet gekend maar wel zijn einde, zei hij met een grommende, als een diep uit zijn buik oprijzend stemgeluid en nogmaals spoog hij een straal zwart sap op de letters van de naam van mijn toenmalige buurjongen die Cees heette. Die jongen was drie jaar ouder dan ik, en mijn vriendje Meindert. Hij stond ons altijd op te wachten als wij in het donker terug kwamen van gymnastiekles, op weg naar huis. We waren destijds doodsbang voor dat joch.

‘Men vond hem, nadat men lang had aangebeld en op zijn deur had gebonsd en uiteindelijk had ingetrapt met een touw om zijn nek aan het plafond hangen op zolder. Daar schrikt u van. Dat zie ik aan uw gezicht.’ Zijn ogen lieten de mijne nu niet meer los. ‘U weet, wie zichzelf om het leven brengt pleegt een doodzonde tegen God en het door God gegeven bestaan.’

‘Dat is wel het laatste wat ik zou doen’, zei ik en toen hij mij verbaast bleef aankijken zei ik nogmaals: ‘Zelfmoord, dat is wel het laatste wat ik zou doen.’

Beseffend hoe ongepast het zou zijn om toe te geven aan een plotseling opdringende lachbui had ik me afgewend van de grafzerk. Ik keek om. De beheerder was in geen velden of wegen te bekennen.