Een Tragedie

Zondagnamiddag trof de politie in een flat de stoffelijke overschotten aan van een vrouw en een man. De hoofdbewoner had een bezem in zijn hand en het plafond was zwaar beschadigd. Zijn vrouw lag innig verstrengeld terzijde.

Er werd geen afscheidsbrief gevonden. Er is sectie op de lichamen verricht. De politie gaat er van uit dat er geen anderen betrokken zijn bij hun dood. Volgens buurtbewoners hadden ze al een aantal maanden niets van het echtpaar gehoord. Dit in tegenstelling tot de overige buren, die konden ze de gehele dag waarnemen in de gehorige flat met muren van papier. Als iemand een scheet liet waaide de hele leesmap van de tafel en de tafel er achteraan.

‘Ik kan er niet meer tegen,’ zegt hij, terwijl hij in zijn pyjama op de rand van het bed zit.
‘Je gaat er niet naar toe,’ zegt Mien.’ ‘Probeer het los te laten.’
Het al wat oudere echtpaar is wakker geworden van de oorverdovende herrie van de benedenburen.
Maar een vrijgezel gaat pas slapen, als ie alle sterren heeft gezien’ zingt Benny Nijman door het papieren plafonnetje heen.’
‘Als ik alle sterren heb gezien? Ik ben geen homo. Het is verdomme half twee,’ zegt Jan. Hij doet het lichtje aan dat op zijn nachtkastje staat. ‘En het is dinsdag. Niet vrijdag of zaterdagnacht, maar dinsdag.’
 
‘Hebben we hier ons hele leven krom voor gelegen?’ vraagt hij aan Mien. ‘Om boven zo’n muts te wonen die net komt kijken?’
‘Nou Jan, dat zeg je toch niet. Ik weet zeker dat het niet lang meer duurt,’ zegt ze, terwijl ze overeind komt in het bed. Ze ziet hem zitten op het rand van het bed met zijn wilde grijze haren. Al jaren met pensioen. Oud maar onverwoestbaar. ‘Op een gegeven moment houdt het vanzelf op. Wij zijn vroeger ook jong geweest.’ Ze trekt een gezicht. ‘Lang geleden.’
‘Het is net een aardbeving waar geen einde aan komt? En anders is het wel die werkloze klootzak van hier boven met zijn tering herrie.’
‘Je bezorgt jezelf nog een hartaanval. Je kunt niet elke keer je beklag doen.’
‘Ik ben over een paar minuten terug.’
 
‘He, wat ben je toch eigenwijs,’ zegt ze terwijl hij de kamer uitloopt.
Mien gooit de dekens van zich af. Ze trekt haar kamerjas aan, stapt in de slippers die naast het bed op de vloer staan en haast zich de trap af, haar man achterna.
Als ze buiten is beseft ze dat hij geen schoenen aan heeft. Ze pakt zijn arm vast om hem tegen te houden, maar hij rukt zich los. Ze voelt een pijnscheut in haar schouder. Hij belt aan bij de benedenburen.
‘Jan.’ smeekt ze. Ze wil hem niet alleen laten. Er mocht hem iets gebeuren.
‘Wat ga je zeggen?’
 
Hij negeert haar en bonst nu op de deur, omdat hij geen bel heeft gehoord. Het raam van de keuken gaat open en een jongen zegt: ‘Wat moet je?’
‘Woon jij hier?’ Het meisje dat er woont doet de deur open en zegt ‘Hoi buurman, buuf. Ik heb de deurbel af gezet, want anders komt de benedenbuurman elke keer bellen als hij last van me heeft.’
‘Wat moet ie,’ komt die jongen, die daarnet nog uit het keukenraam hing, zich er tegenaan bemoeien.
‘Kan het wat zachter?’ zegt Jan langs het buurmeisje heen.
‘Bemoei je er niet mee Ralph. Zeg even tegen Donnie dat hij uit de douche komt.’ In de verte horen ze de jongen roepen en op de deur bonzen ‘Donnie. Hee Donnie. Kappen.’ Een deur gaat open, het geluid is nu nog harder ‘Kappen’ en daarna is het stil.
 
‘M’n broertje staat onder de douche en anders kan hij de radio niet horen.’
‘Mama’ roept haar zoontje van drie die de gang in komt. Ze draait zich om. ‘Doeg’ en dat was het laatste wat Mien zag voordat de deur dicht gaat en zij als schapen naar de slachtbank lopen hun dood tegemoet.
 
Toen ze terug in hun woning waren van hun martelgang startte hun bovenbuurman net zijn nieuwste langspeelplaat van Rotten Sound, zodat horen en zien verging.