
Lelystad was helder en koud en heerlijk. De stad had zich aan de winter aangepast, er was verwarming bij veel van de goede cafés, zodat je op de terrasjes warm bleef. Het enige misbaar kwam van de bareigenaar, die als hij lachte het geluid van een volle blikken vuilnisbak voort bracht die omgetrapt werd. Het rumoer van een naderende verwachting.
Een sneeuwpop met pisvlekken.
Drollen op het grasveldje,
dat ooit wit was van
de verse sneeuw.
Vastgevroren zwanen.
Heiligen die hun hoofd kapot slaan
op het opgevroren water
van het doopfond, ’s morgens.
Waar ga ik naar toe
sprakeloos in de wind.
Een deur gaat dicht
en een deur gaat
open.
Wanneer je een deur sluit, is het doorgaans niet vanwege lafheid of trots. Je doet het omdat je niet terugkrijgt wat je weggeeft, omdat je de wil niet meer hebt, omdat de puzzelstukjes niet meer passen met je stemming en je dromen. Het sluiten van een deur is niet bepaald makkelijk, omdat je niet alleen iets achterlaat wat je ongelukkig maakt. Soms moet je ook bepaalde dingen laten gaan waar je je wel mee identificeert, die van jou waren en je gelukkig maakte. Laat het allemaal achter je en beweeg vooruit met een open hart, een kalme geest en geopende open. Wandel zonder haat, zonder wrok en sluit de deur en kijk rond met vernieuwde hoop en open de nieuwe deur.
De lente brak aan en het hele land was één massa bloesems van kersen, appels en peren terwijl de populieren zich in zilver tooiden en de wilgen in hun citroengeel. Lelystad omringt met kleine vissers- en Hanzestadjes, door zachte sereen blauwachtige wolkenheuvels gekroond, terwijl het water van het Markermeer loom om Flevoland heen stroomt. Alles straalde een gevoel van vrede uit, van vertrouwen in het heden en hoop voor de toekomst.
De amandelbloemen stonden in volle bloei, de krokussen waren uitgekomen en de hemel was pastelblauw en zeegroen, een Noorse hemel met een vleugje Italië, toen ik tenslotte terug naar huis fietste was ik gelukkiger dan God.
- Login om te reageren
- 1 weergave