
Het was al laat op de dag en er was niemand te zien. Hij was op weg naar een meertje in de buurt. Hij stalde zijn fiets en deed hem op slot uit gewoonte. Hij stapte het strandje op en nam een sigaret uit het pakje met de tekst ‘Roken veroorzaakt beroertes en ernstige handicaps’.
Hij stak de sigaret aan met zijn goudkleurige aansteker. Toen hij zijn vriendje opgerookt had deed hij zijn sokken en schoenen uit en stopte een briefje in één van zijn schoenen met de tekst ‘Voor de eerlijke vinder’. Hij pakte een steen en gooide die in het water en keek naar de kringen.
‘Ik weet niet veel van de plas, maar het moet wel diep genoeg zijn. Er is niets aan, het is net zoiets als in de auto stappen,’ sprak hij zichzelf moed in.
Hij wandelde met zijn kleren aan het water in en stak nog een sigaret op. Hij keek op zijn horloge en realiseerde zich dat het nu te laat was om nog te stoppen. Het was nog warm, maar verderop zou het minder warm zijn, maar niet zo veel. De lucht was vol met zwaluwen, die schreeuwend over het water scheerden. Hij sloeg er naar met zijn hand, maar ze waren te ver. Toen hij tot zijn heupen in het water stond dacht hij pas aan zijn sigaretten die nat waren, anders had hij er nog een kunnen opsteken voordat hij zijn dood tegemoet liep.
Hij keek naar boven waar hij vermoedde dat zijn ouders waren en zei ‘Lieve Papa en Mama waar jullie ook zijn. Ik weet niet of jullie me kunnen zien, maar jullie schuld is het niet.’ Nu stond hij tot zijn hals in het water en in het midden van de plas. Veel dieper kon het niet worden. ‘En mijn schuld is het ook niet.’
Hij liep nog even door totdat het water nader stond dan het lachen. Op een gegeven moment dreef een condoom goedgemutst voorbij en hij dacht ‘Zo slecht is het leven ook weer niet.’
Hij draaide hij zich om en ging terug naar de plek waar zijn schoenen hadden gestaan.
- Login om te reageren