De Trompettist

De Tropettist

Plafondschildering Vaticaan

Heel Nederland zat ontroerd voor de televisie toen de 14-jarige Marty in zijn trompet blies aan tafel bij Willem Duys en bijna de ronde vissenkom en haar gouden inwoners van de tafel aftoeterde.

Hij vertelde dat hij beroemd wilde worden om zo geld te verdienen voor zijn zieke moeder en in menig huiskamer werd een zakdoek vol gesnotterd. Marty ontboezemde in het tv-programma Voor de vuist weg dat hij een plaat wilde maken om zijn studie verder te bekostigen alsmede, uit noodzaak, de huishoudportemonnee te spekken. Hij kocht voor 27,50 gulden een treinkaartje van Groningen naar Hilversum, waar hij aldaar aanklopte bij platenmaatschappij Phonogram. 'Dag jongetje, wat kom jij doen?', werd hem gevraagd. 'Een plaat maken, mevrouw'. Hij kreeg een glaasje ranja en mocht op audiëntie komen bij de directeur. Daar speelde hij op m’n trompet en de rest is geschiedenis. Uiteindelijk tot ieders genoegen, want hij scoorde een lustrum lang trompethits, ook over de grens. Het resulteerde in 37 (!) albums.

Maar op een avond nadat hij net had opgetreden loopt hij over het Annie Breukhovenplein naar huis, zijn trompet onder de arm en neuriet een liedje. Het was weer een avond met een gouden randje. Maar hij bleef staan. Voor hem lag een gedaante in de sneeuw. ’Hé,’ zei Marty. Hij gaf een zacht schopje. De figuur bewoog niet. ‘God nee,‘ zei Marty. Hij aarzelde een poosje. Het lichaam was stijf en ademde niet, dat kon je goed zien, want het was buiten bitterkoud. Het was een dood meisje. ‘God, nee,’ fluisterde Marty weer. Een meisje niet ouder dan 13, 14 jaar, misschien 15. Haar ogen waren gesloten. Marty keek om zich heen. Het was erg stil op het Annie Breukhovenplein. Meestal is het wel drukker maar nu met dat slechte weer was er geen kip te zien.

Marty richtte zich op, ontdeed zich van zijn handschoenen en zette de trompet aan zijn lippen. Hij was nog maar net begonnen of er kwam al een agent aan gestapt. Hij speelde net zo lang totdat de platvoet naast hem stond en toen bromsnor het dode lichaam zag liggen gebaarde hij om met spelen te stoppen. ‘Een dode,’ zei Marty. De agent keek naar het lijk en toen weer naar Marty. ‘Bent u niet Marty met de gouden trompet?’ ‘Ja, ik kwam net van een optreden en toen vond ik dit meisje.’ ‘Kent u haar?’ Marty schudde zijn hoofd. ‘Waarom gaat u dan zo spelen.’ ’Dat leek me gepast en ik had mijn mobieltje niet op zak. Beter dan schreeuwen of zo.’ ’Daar zit iets in,’ zei de politieman. ‘Wat speelde u?’ ‘Serenade Nr 4.’ ‘Schubert. Franz Schubert. Ja, dat is een smaakvolle keuze voor deze situatie,’ opperde de diender.

‘Zal ik anders nog een nummertje spelen.’ ‘Ja dat is goed. Aan deze toestand kunnen we toch niet veel meer veranderen, en dood is dood. Speelt u ook verzoeknummers?’