De Rij

Bergbeklimmen

Ik ging in de rij staan. Ik hou daar helemaal niet van. Meestal stap ik zo op die visboer af en zeg ’Doet u mij maar een grote portie kibbeling.’ ‘Met saus?’ ‘Ja, met saus.’

En als het druk is loop ik zijn zaak voorbij, maar mijn vrouw heeft er geen enkele moeite mee. Die sluit blijmoedig aan en komt met het bestelde terug of er niets gebeurd is. Vanmiddag heb ik me bij de rij aangesloten. Ik heb al enige gesprekken gevoerd met andere mensen. De mevrouw achter me vroeg of ik de laatste was en ik zei ‘Nee, nee u bent de laatste.’

De eerste dag viel mij mee. Ik had gehoord dat iedereen er na een paar uur het bijltje bij neer gooit - zinloosheid en eentonigheid - maar ik had er tot nu toe geen last van. Op het laatst werd ik wat vermoeid en moest ik op adem komen. Ik had het wel erg koud, omdat ik niet de juiste kleding aan had. Gelukkig had nog iemand een extra paar handschoenen bij zich die hij aan mij gaf. Hij vertelde ook dat de moeilijkste dagen nog moesten komen; dat ik uitgeput zou raken, dat ik ’s nachts misschien wel verschrikkelijke nachtmerries zou hebben en opgeslokt zou worden door duistere machten; dat er dagen zouden aanbreken dat ik het leven zou vervloeken; dat ik door een kloof van verdriet zou gaan; terwijl ik me van niets en niemand meer bewust zou zijn. Hij wilde me niet desillusioneren, maar me erop wijzen wat me nog te wachten stond, zodat ik erop voorbereid was. Maar hij vertelde me niets nieuws, dat was eigenlijk een samenvatting van mijn leven waar ik van de ene teleurstelling naar de andere liep.

De gedachte dat ik aan het einde van de rij mijn bestelling kon doen hield mij op de been. En toen ik uiteindelijk boven was bleek dat ik in de verkeerde rij stond.