Bram Mostergowitz

Canal à Zaandam

Het regende zachtjes en het was aardedonker in de oprijlaan voor het huis in Laren, waar de beroemde advocaat Mosterdgowitz zijn residentie had. Marco belde aan en de deur werd geopend. Ik waarschuw jullie maar even want het is een lang verhaal met onnodige plotwendingen. Dus je kunt er maar beter mee stoppen voor dat je er aan begint.
 
Marco dacht eerst dat het André Brilleman was, daar had hij nog weleens tegen gespard met kickboksen. Diezelfde André had ook een tijdje op de bodem gestaan in de Waal met een blok beton aan zijn benen, die kon het dus niet zijn. Mean Machine, alias Jantje Beton, was veel aardiger dan dit heerschap, die nu de deur opende van het advocatenbureau van Bram Mosterdgowitz.
 
De gorilla, die er een beetje gezwollen uitzag met zijn kogelvrije vest, veegde zijn maatpak glad met zijn beringde vingers en vroeg wat de bedoeling was van zijn late bezoek. Marco stelde hem voor aan zijn vriend Walther P5 . ‘Dit is mijn vriend Walther en als jij verlegen zit om een paar gaatjes kun je gerust bij hem aankloppen.’ De portier was snel, maar daar had Marco op gerekend. Hij stapte weg en maakte een afwerende beweging met zijn arm. De gorilla miste hem en sloeg dwars door het metalen traliewerkje voor het raampje van de monumentale eikenhouten voordeur en bleef met zijn arm in de verwrongen restanten vastzitten. Waarop Marco de man met de kolf van zijn pistool bewusteloos sloeg en gelijk wat tanden en kiezen tot breuk. Vervolgens boeide hij hem met duct tape. Marco kneep zijn neus dicht en toen zijn mond open viel propte hij z’n stropdas er in en plakte hem over zijn modernistische stoppelkop af. Altijd handig in dit vak; duct tape.
 
Daarna was het minutenlang stil. ‘Silince is golden, but duct tape is silver.’ Elke keer weer als hij zo bezig was galmde die reclameslogan door zijn hoofd. Gelukkig, niemand had verder iets gehoord of gezien. Toen hij de rol duct tape uit zijn binnenzak haalde kwam ook een papieren vliegtuigje mee omhoog wat hij had gekregen van zijn zwakzinnige neefje, met de tekst LIEFE OOME MARCO. Hij pakte het op en glipte het grote huis in wat Bram Mosterdgowitz had kunnen bekostigen van zijn louche praktijken. Nadat hij een aantal deuren had geopend kwam hij in het kantoor van Bram, die achter een stapel dossiers, met zijn broek naar beneden en zijn snikkel in de hand, een streep coke stond weg te snuiven. Toen hij Marco zag zei hij ‘Hela, Hola mannetje, wie heeft jou toestemming gegeven hier zonder afspraak zomaar binnen te treden? Dat personeel van tegenwoordig. Wie bent u en wat mag u voorstellen?’
‘Hé, jambek. Ik ben privédetective en zou het op prijs stellen als je die pekelaugurk weer opbergt. Het is niet de bedoeling dat dit een griezelverhaal wordt, maar een detectiveromannetje met jou welnemen, beste Bram. Ik ben hier voor mijn cliënt H. Je kent hem wel. Jij hebt hem danig in de kou gezet en nu staat er nog een rekening open. Meneer H kon de consumentenbond wel op je afsturen, maar hij vond het verstandiger om mij even langs te laten komen voor een goed gesprek of een kleine verbouwing van het één of ander. En hier sta ik, dus kom maar over de brug en dat verhaal dat jij op jeugdige leeftijd van de zolder bent afgelazerd met je driewieler, in het interview in de Playboy, is nog geen reden om niet op te komen dagen tijdens zijn rechtszaak. Dus kom bij mij niet aan met dat jeugdtrauma als verontschuldiging voor je falen. Mijn cliënt is veroordeeld om 80.000 euro te betalen en om vijf weken stront te scheppen in het olifantenhok van Artis, als taakstraf. En nu mag jij raden wie dat gaat betalen. Ik zal je helpen, de naam begint met een hoofdletter B.’
‘Natuurlijk, ik zal even mijn Boekhouder roepen.’
‘Hahaha. Doe vooral geen moeite die ligt in comateuze toestand tegen de voordeur aangeplakt.’
‘Mohammed!’ schreeuwde Mosterdgowitz. ‘Mohammed!’ (doodse stilte) ‘Mo. Ik heb mijn vader gevraagd hem te bellen. Ik was net aan het afkicken. Zat aan de methadon.’ Bij het minste of geringste kwamen de tranen. ‘Ik dacht…’
‘Je vader is niet komen opdagen en mijn cliënt is nu 80.000 euro kwijt en stinkt naar de olifantenstront.’
 
‘Ik had het ook moeilijk,’ zei Bram. ‘Ik zat tussen vier muren. In het kader van mijn faillissement werd ik op verzoek van de curator … hoe noem je zoiets …in gijzeling genomen. Ik kon geen kant op. Zodoende had ik geen tijd om aan mijn verplichtingen te voldoen. Ik wil u wel helpen om het ontbrekende geld terug te vorderen in een volgende rechtszaak.’
‘Dat is een goed plan, dus zeg maar waar je kluis is.’
Jankend zakte Bram in elkaar.
 
Marco trok hem zijn dure Italiaanse overhemd uit en zag het kampnummer, wat de vader van Bram ooit op zijn arm had meegekregen als litteken uit Auschwitz en wat Bram uit piëteit ook op zijn linkerarm had laten zetten. Het was hetzelfde nummer als wat hij moest intikken om de brandkast open te krijgen. Achter het schilderij met groene huisjes met krullerige gevels uit de Zaanstreek van ‘hoe heet die schilder ook al weer’ bleek een kluis te zitten. ‘Ik had wat slimmers verwacht van zo’n bekende strafpleiter’ zei Marco terwijl hij wat loszittend borsthaar van Bram uit zijn open hand blies.
Bram begon weer te huilen. ‘Hij is echt de weg kwijt’ dacht Marco en trok de pakken geld uit de kluis en telde 80.000 euro uit, de nodige rente en een bedrag voor de onkosten en liet Bram Mosterdgowitz achter. Toen Marco langs Mo liep stopte hij twee briefjes van vijfhonderd in zijn borstzak ‘Hier voor de tandarts’ en verliet het perceel. Alweer een zaak opgelost.
 
‘Hee inbreker, sta of ik schiet’ en nog voor dat Marco het gehoord had klonk er: ‘Klik, klik, klik, klik, klik.’
Marco draaide zich om en in de deuropening stond Bram, die probeerde hem neer te schieten met een gouden Luger. Hetzelfde pistool wat Marco in de kluis had zien liggen en waar hij de kogels uit verwijderd had. Woedend gooide de beroemde advocaat het wapen op de grond. ‘Godverdomme’ stond hij toch bijna in een dode karper, die in het gras lag. Marco was verdwenen in het duister en de regen op weg naar een volgende zaak. In de verte riep een Oehoe zijn naam.
‘Oehoe.’