Beginzinnen

Rolexklok

Men slaat een boek open en leest de eerste zin, dan weet je hoe je binnenkomt en of je welkom bent. Er zijn een paar beroemde beginzinnen. ‘Noem me Ishmael’, Moby-Dick, Herman Melville.

‘Jongens waren we - maar aardige jongens’, Titaantjes, Nescio. ‘Misschien komt het door de sneeuw dat ik me ’s morgens al zo moe voel’, Hersenschimmen, J. Bernlef. ‘Ik ben makelaar in koffie en woon op de Lauriersgracht no. 37’, Max Havelaar, Multatuli/Eduard Douwes Dekker. ‘Het begon als een vergissing’, Postkantoor, Charles Bukowski. ‘De Bree zijn denken was hoekig en nors’, Bint, F. Bordewijk. Net zo mooi of nog mooier is de laatste zin uit de roman Vlucht zonder einde van Joseph Roth ‘Niemand op de wereld was zo overbodig als hij.’

En na deze zin kom ik vanzelf op mijn chef. Ik was ploegleider en met een aantal mensen werkten we aan een grote klus. Tijdens de pauze zat ik lekker in de zon mijn bammetjes op te eten. De boertige verschijning kwam op me af en ging voor mij op zijn hurken zitten. Hij pakte een potje met nootjes uit zijn jaszak en schroefde de dop los. Nadat hij het potje had open gemaakt greep hij een vrij forse cashewnoot beet met de deksel nog in zijn hand. Hij keurde de noot tussen zijn duim en wijsvinger met één oog en zijn kop scheef, als een ekster die op een gouden polshorloge keek.

Hij stopte de cashewnoot in zijn mond, en zonder mij iets aan te bieden schroefde hij de dop weer op het potje. Met aandacht vermaalde deze leverancier van alles wat overbodig is de aardnoot en vroeg uiteindelijk aan mij, nadat hij de hele santenkraam tot het bittere eind had verorberd: ‘Hoeveel mensen heb jij?’

Door het lawaai van de toeter die het einde van de pauze aangaf kon ik me niet verstaanbaar maken. Ik stak mijn middelvinger op en veel later nog drie vingers. ‘Vier. Ik heb vier mensen’, antwoordde ik.

Eigenlijk was mijn leidinggevende net zo nuttig als een maandwijzer van een polshorloge, dit in tegenstelling tot een secondewijzer; daar heb je elke seconde wat aan.