Allereerste Reis Nova Zembla

Nova Zembla

Een Waerachtighe Beschryvinghe van een seylagie bij noorden Noorweghen, Moscovia en de Tartaria, na de Coninkrijcken van Catthay ende China door Cornelis Pakijsz.

Er werd in 1554 een schip in Amsterdam uitgerust om de route naar het mythische land Cathay en China te verkennen, ten noorden van Noorwegen, Moscovië en Tartarije. Over de afloop van de reis bewaren de reders het stilzwijgen. Toch volgt hier het verslag van een geloofwaardige getuige. Op dit schip vaarde de kundige schipper en stuurman Cornelis Pakijsz. mee. Deze reis wordt wel genoemd; Allereerste Reis Naar Nova Zembla, nog voor Olivier Brunel & Willem Barentsz aan deze onderneming begonnen.

DE JOURNAALAANTEKENINGEN
Op 10 juni zijn ze van Tessel vertrokken, en op 28 juni zeer voorspoedig voor Kildin in Moscovië gearriveerd.

4 juli
Bij Kildin om 4 uur onder zeil. Nevelachtig.
9 juni
’s Middags zag ik Nova Zembla.
10 juni
We gingen met de sloep aan land en maakten een baken met een oude roeispaan. Een paar van ons volk had huiden afgenomen van de Somajeden, toen die op de vlucht waren geslagen. Ze zien eruit als wilde mensen. Ze zijn gedrongen met platte gezichten, kleine ogen en korte benen. Ik had opdracht om alle inwoners die wij ontmoetten met respect te behandelen. Ik moest dit vergrijp van mijn mannen dus zwaar bestraffen en liet ze kielhalen. Dit kostte één man het leven nadat hij voor de derde keer onder het schip was getrokken kwam hij boven zonder onderlijf.
16 juli
We konden niet verder vanwege het ijs.
17 juli
's Morgens vroeg ankerden we en roeiden naar een eiland. Hier vonden we een dode man met vreemde kleding aan en raar blond haar. Er werd een kuil in de sneeuw gegraven. Om beurten werkten de mannen even, omdat de koude ondragelijk was. Maar we kwamen niet dieper dan acht duim en zo hebben we alleen zijn hoofd erin gestopt en na een gebed gingen we op pad. We noemden het Dodemanseiland. Er lag veel sneeuw.
19 juli
We trokken het schip uit het ijs en zeilden weg.
20 juli
Bij de volgende kaap die we Kaap Troost noemden omdat het begon te misten moesten we ons schip aan een ijsschots vastmaken.
21 juli
Terwijl we nog aan het grote stuk ijs vast lagen begon het flink te sneeuwen. Het bleef mistig.
22 juli
Opeens kwam er beweging in het ijs en toen merkten we pas dat het brok ijs vast aan de grond zat. We waren bang dat het schip beschadigd zou worden door het ijs en we maakten snel dat we los kwamen. Verderop legden we het schip weer vast met een werpanker aan een ijsschots. Na het eten begon de ijsschots plotseling geweldig te scheuren en te barsten met een enorm lawaai. Het geluid resoneerde boven en onder het water en weerkaatste tussen het sneeuwgeweld van de ijskwelgeesten. Het was een huiveringwekkend gezicht en angstaanjagend. Met veel geraas brak de ijsschots in wel meer dan duizend stukken. We vonden een andere ijsschots waar we het schip met twee lijnen aan verankerde.
24 juli
Met astrolabium, graadstok & kwadrant werd de zonhoogte gemeten. We waren op het noordelijkste puntje van Nova Zembla aangekomen. Het was al laat in het jaar en we waren omringd met ijs en daarom werd besloten om te keren en terug te zeilen naar Holland.
25 juli
Op de eilanden zagen we walrussen. Dit zijn wonderbaarlijke sterke zeemonsters, afschrikwekkend en lelijk. Ze hebben een huid van een zeehond, met heel kort haar. Ze liggen vaak op het ijs te slapen maar het is heel moeilijk om er een te doden. Ze hebben vier flippers en geen oren. Als ze ons zien komen ze met geweld op de boot af. Onze mensen komen daardoor in grote moeilijkheden.  Ze slaan hun twee grote tanden van een halve el in de boot en trekken die dan omver. We overvielen de walrussen om hun kostbare tanden te bemachtigen, maar we konden er niet één doden. We besloten om aan boord te gaan om grof geschut op te halen om de dieren te beschieten. Het begon echter zo hard te waaien, dat het ijs in stukken werd gescheurd. We vertrokken van de Walrus Eilanden. Het volk was wanhopig.
29 juli
We passeerden wederom Kaap Troost.
6 augustus
We gingen dicht bij het eiland Waerhuysen voor anker. We lagen daar tot 11 augustus.

Omdat het van Waerhuysen een bekende route is, valt daarover niets bijzonders te schrijven. We kwamen aan bij Tessel op 29 augustus 1554.