3 Guy van Broecklos

Guy van Broecklos 3

The end is near

Ik herinner hem de eerste dag: ‘Hallo, mijn naam is Guy.’ Ik herinner hem in zijn Ford om kwart voor zes voor de deur in mijn straat. Ik herinner hem met een filtersigaret in zijn hand in de ochtendschemer. 

‘Hallo, mijn naam is Guy, zoals Guy de Maupassant.’ We werkten bij hetzelfde bedrijf als timmerman. Hij haalde me op en bracht me thuis met de auto. We hadden veel klussen in Amsterdam, maar ook bij Maxis Muiden en een varkensboerderij herinner ik mij. Behalve een vakantie van drie weken in Bali heb ik doorlopend jarenlang met hem samen gewerkt. Daarna kreeg ik een baan als leermeester op de Bataviawerf.

Ik had nog wel contact met Guy van Broecklos en toen ik hem weer eens opbelde kreeg ik zijn vriendin aan de lijn. Zij vertelde me dat hij een ongeluk had gehad. De volgende dag ging ik naar het ziekenhuis om hem te bezoeken. Hij was sterk vermagerd en zijn hoofd was zwart geblakerd. Guy had niet veel meer over van zijn weelderige haardos, wat in paar slordige pieken om zijn hoofd hing, en zijn snor was foetsie. Daar kreeg ik van hem te horen dat hij op de bouw getroffen was door de bliksem en zijn bewustzijn was verloren. Door de verweking van ruggenmerg is hij verlamd geraakt, zonder hoop op genezing.

Een herinnering: Op een dag dat Guy en ik aan het werk waren onderaan een kantoorgebouw van zes verdiepingen hoog in Almere kwam er een steigerpijp met een knal verticaal tot stilstand in de grond op niet meer dan een armlengte naast mij en was ik een bijna-doodervaring rijker. Boven ons boog iemand zich over de rand. Ik herkende hem en hij zei: ‘Sorry.’ In eerste instantie wilde ik die twaalf trappen oprennen (er was nog geen lift), maar ik bedacht me dat als ik boven was ik heel moe was en niet meer boos, en maakte er alleen melding van bij mijn ploegbaas. De volgende dag op het einde van de werkweek hees de kraanmachinist de brommer van deze onverlaat op het dak van het kantoorgebouw en ik zei tegen Guy: ‘Moet je kijken, wat gaaf!’ ’Ja,’ zei Guy, ‘heb ik geregeld. Maandag hijst hij hem er weer van af, als ie het tenminste niet al te druk heeft.’ Ik wilde Guy omhelzen, maar dat weerde hij af en hij stak nog maar eens een Marlboro op en wij stapten in de auto. We konden er niet te lang bij stilstaan en dat deden we ook niet, anders stonden we weer in de file op weg naar huis.

Hij zei me vanaf zijn bed in het ziekenhuis: ‘Vóór die regenachtige middag toen ik door de bliksem werd geraakt was ik net als ieder ander; blind, doof, stom, afgepeigerd, zonder geheugen.’ Verder zei Guy me dat hij een nieuw telsysteem had uitgedacht en dat hij in een paar dagen tot vierentwintigduizend had geteld. Hij had het niet opgeschreven, want alles wat hij gedacht had kon hij niet meer vergeten. Elk getal kon hij uitdrukken in één woord. In plaats van tweeduizendveertig zei hij of, in plaats van drieënzeventig zei hij lepel; andere getallen waren Judas, Freud, theepot, Jorge, Luis, Borges, Kant, drie, Clausewitz, Hemingway, Jimi. Ook besloot hij elk van zijn dagreminiscenties, dus gedachten uit het verleden, terug te brengen op zeventigduizend herinneringen per dag en dit in een cijfer uit te drukken. Guy had meer herinneringen na dat ongeluk dan alle mensen bij elkaar sinds de wereld de wereld was.

Die dingen zei hij tegen mij; ik heb er nooit aan getwijfeld, toen niet en nu niet en voelde me geroepen om alles op te schrijven om een ieder te vertellen wat een bijzonder mens Guy van Broecklos was. Feit is dat we diep in ons binnenste weten dat we onsterfelijk zijn en dat we vroeg of laat, elk mens alle dingen zal doen en weten. Guy van Broecklos overleed nadat hij corona kreeg in het ziekenhuis.

Ik bedacht me onderweg naar huis, je hebt aardige mensen en nare mensen en het is wel prettig om met iedereen op goede voet te staan. Ook omdat ik grote moeite heb om met iemand ruzie te maken. Anderen zijn daarentegen weer heel goed om met iedereen op voet van oorlog te leven. Nog beter is het voor mij om afscheid te nemen van de ergste randdebielen, zodat ik meer tijd heb voor de werkelijk aardige mensen. 

Ik heb wel eens eerder zo’n persoon als Guy tegengekomen en ik weet eerlijk waar niet goed wat ik er mee aan moet. Ze zijn aandoenlijk oprecht maar ook nietsontziend vervelend. En ze kunnen er niets aan doen. Het is een soort zeepok die zich hecht op de huid van een gastheer. Ze doen je geen kwaad maar vertragen ernstig je vaart. Van de wieg tot je graf ben je met anderen verbonden. En met elke misdrijf of goede daad scheppen we onze toekomst. 

En in het geval dat je denkt dat de persoon tegenover jou om de een of andere reden een hekel aan je heeft, probeer jezelf gewoon een simpele vraag te stellen: ‘Wat kan het jou schelen?’ Sommige mensen hebben geen andere taak dan fouten bij anderen te zoeken en dan zal er ook nog een groep mensen zijn die je zonder reden zal haten. Zorg ervoor dat je geen aandacht schenkt aan hun woorden en voel je niet ontmoedigd of gedemotiveerd door alles wat ze zeggen en doen. Weet dat je hier gewoon bent om je eigen taak te volbrengen en je aan je ethiek te houden. Behandel anderen zoals je zelf behandeld wilt worden.

This is the end, beautiful friend
This is the end, my only friend
The end of our elaborate plans
The end of everything that stands

The End, The Doors

EINDE