
‘Ik heb ook naar ze zitten kijken.’ Paniek welde in haar op, waardoor ze hard in zijn arm kneep. ‘Asjeblieft.’ Ze wist dat hij soms ontzettend kwaad kon worden, maar daar had hij nu alle reden toe. Hij stond abrupt op en stak de straat over, terwijl hij de beschonken jongeman toeriep. Die had het portier al opengetrokken en stak zijn middelvinger ophoog.
Er volgde een woordenwisseling. Hij griste de autosleutels uit de hand van de jongen en gaf ze aan zijn vriendin en vertelde hem dat het bizonder stom was om in deze toestand te rijden.
Hij liep terug naar Annabel, die haar schouders liet zakken, maar tegelijkertijd werd ze gegrepen door een ijzige kou. Haar handen trilden en ze balde ze tot vuisten en deed haar ogen dicht.
‘Annabel?’ met dat geilmakende Franse accent van hem, wat hij had opgelopen toen hij een tijdje in het Franse Vreemdelingenlegioen had gediend. Ze keek op. Hij zat gehurkt naast haar stoel. Ze keek naar de jongen aan de overkant, die niet meer in staat was om te rijden, terwijl zijn vriendin zich over hem heen boog.
Ooit was zij ook zo’n meisje geweest, jong en mooi en had ze haar hele leven nog voor zich. Had iemand haar maar tegengehouden. Ze schudde haar hoofd om die gedachte te verjagen. Het had nu helemaal geen zin meer. Ze pakte haar kopje en nam een flinke slok koffie. Hij ging weer op zijn stoel zitten.
‘Annabel,’ hij keek haar daarbij doordringend aan met zijn reebruine ogen, waardoor haar huid leek te gloeien.
Hij had een gaatje in zijn oor dat erin geschoten was met een spijkerpistool, toen hij Wilhelm Tell speelde met zijn vriendjes op de bouw.
‘Goed dat je het zag.’
‘Goed dat je naar hem toe gegaan bent,’ corrigeerde ze.
Hij haalde zijn schouders op. ‘Jij was degenen die het opmerkte, en je had gelijk, die knul had te veel gedronken.’
Ze omklemde haar kopje en keek naar de inhoud. ‘Ik kon het niet aanzien.’
Hij zweeg even. ‘Komt dat omdat je zelf een ongeluk hebt gehad?’
Ze keek op. ‘Dus je weet het.’
‘Ik weet alleen wat je broer heeft verteld.’
Op de achtergrond zag ze dat nu het meisje slingerend weg reed, nadat ze de jongen in de auto had gelegd en tot stilstand kwam tegen een huizenblok.
Haar maag trok even samen dat gebeurde altijd wanneer ze zich flarden van die dag voor de geest haalde. Het autowrak, de gebroken ruiten. Het jammeren van de meisjes van het achtergrond koortje en de Colonel die achter het stuur zat en met beide handen zijn darmen vasthield en schreeuwde ‘Ik heb Elvis niet vermoord.’ Haar eigen pijn en daarna nog erger, helemaal geen pijn. Alleen haar gevoelloosheid en angst. ‘Ik was jong, mooi en stom… We hadden opgetreden en daarna allemaal te veel gedronken. We zouden nog even naar het strand. We zijn bij onze manager in de auto gestapt en niet veel later de ravijn ingereden.’
‘Hoe is het… afgelopen.’
‘Alle drie de meisjes van het achtergrondkoortje zijn overleden en de Colonel ook, maar jaren later aan een beroerte. Ikzelf was mijn carrière en mijn been kwijt toen ik dagen later bijkwam in het ziekenhuis,’ en om het te bewijzen stak ze het vleesmes in haar kunstbeen wat er trillend in bleef staan.
‘Wat erg, Annabel.’ Hij klonk oprecht, maar ze voelde de warmte die zich in haar buik en wellustige borsten verspreidde door zijn volle, sussende stem. ‘Ik maakte een fout en leef elke dag met de gevolgen,’ zei ze. ‘Want niemand verdiend het om te lijden zoals ik gedaan heb. Dat je leven zo drastisch veranderd door een verkeerde beslissing.
Het besef dat je toekomst er totaal anders uit zou zien als ik niet bij hem was ingestapt. Als ik ervoor kan zorgen dat iemand anders niet dezelfde fout maakt, dan doe ik het.’
Instinctief voelde ze aan dat Bob de juiste man was.
- Login om te reageren