Willem Vos

Willem Vos, Bataviawerf

Willem Vos fascineerde de wereld door in tien jaar tijd (1985-1995) met een groep werkloze jongeren in Lelystad een reconstructie te bouwen van de Batavia, het spiegelretourschip uit 1628 van de VOC, dat op haar eerste reis voor de kust van Australië verging.

Zijn krankzinnig geachte plan werd een ongekend experiment in historische scheepsbouw. Na de kiellegging in 1985 groeide de Batavia uit tot een bejubeld meesterwerk. Toen koningin Beatrix het tien jaar later doopte, hadden ruim 1,5 miljoen mensen het bezocht, duizenden particulieren en bedrijven hadden geld gedoneerd en honderden zogenaamde ‘kansarme’ jongeren hadden dankzij Willem Vos en zijn werf een vak geleerd. De Batavia werd opgenomen in de canon van de Nederlandse geschiedenis.

Ik werkte op de Bataviawerf als leermeester en tijdens het 30 jarig bestaan van het VOC schip Batavia kwam ik Willem Vos tegen, die in het middelpunt van de belangstelling stond, en ik had terloops een gesprek met hem.

Ik vroeg aan Willem: ‘Hoe begin je aan zo’n project?’ ‘Ik had altijd al het idee om een schip te bouwen, uit de tijd van de VOC (Verenigde Oost-Indische Compagnie, 1602-1799). Samen met Tjeerd Faber (houthandelaar) stonden we tijdens Sail 1975 naar die prachtige schepen te kijken, maar daar was niets van onze gading bij. Tjeerd zei: ‘Zullen we zelf een Oost-Indiëvaarder bouwen’, en ik ging druk aan de studie. Lang verhaal kort. We kwamen in Lelystad terecht en burgemeester Hans Gruijters had wel oren naar de plannen voor de reconstructie van de Batavia. Hij stelde een stuk grond beschikbaar en ik had een flinke meevaller van de belasting.’

Ik kijk hem vragend aan. ‘Ja dat gebeurt wel eens’, vervolgde hij zijn verhaal ‘en we verkochten alles en Tjeerd stak er ook een half miljoen gulden in en zo zijn we begonnen. Later 10 miljoen van Nedlloyd en dan hoor je de mensen hier in Lelystad zeggen: ‘Goh, wat ziet Nedlloyd in dat schip.’ Maar wat me steekt is dat van de vierhonderd miljoen gulden Europees geld voor achterstandsgebied Flevoland geen cent naar de bouwers ging, hoewel honderden mensen aan werk werden geholpen.

‘Wanneer werkte jij hier, samen met Cees (van Soestbergen) aan het schip?’ vroeg Willem en ik antwoordde: ‘Van 1993 tot 1995.’

‘Het liep niet altijd koek en zopie, want dan kwamen ze van de gemeente langs om zand te graven, waardoor onze leidingen kapot gingen of de eigenaar van een viskraam kreeg toestemming om vlak voor de ingang te staan. Heren van het Rijksmuseum bemoeiden zich met ons, omdat ze het zogenaamd allemaal beter wisten. Maar ja, in 1995 was ie klaar.’

‘Bedankt Willem.’ ‘Graag gedaan. Doe je de groeten aan je vrouw en kinderen. Twee jongens, toch?’ ‘Ja, twee. Twee schatten van kinderen.’