
Coos Coeckebakker zou de eerste Nederlander kunnen worden die de wereld rond voer langs de zuidwestelijke route naar de Specerijeneilanden, maar het liep geheel anders. Lees vooral deze wonderbaarlijke geschiedenis.
Dankzij de publicatie van Reys-gheschrift van de navigatien der Portugaloysers in Orienten... door Jan Huygen van Linschoten in 1595 werd het mogelijk het monopolie van de Portugese handel op de Oost te doorbreken, zodat de Nederlanders een eeuw na de Portugezen de route naar Azië vonden.
De Compagnie van Verre rustte in 1595 een expeditie van zwaarbewapende schepen uit met Cornelis Houtman aan het hoofd. Daar de meeste schepen behouden terugkeerden, werden al gauw een groot aantal expedities vanuit de Republiek naar Indië gestuurd. In een tijdsbestek van zeven jaar werden twaalf compagnieën opgericht. Om aan deze onderlinge concurrentie een einde te maken, lieten de Staten Generaal in 1602 op initiatief van Johan van Oldenbarneveld deze compagnieën opgaan in één compagnie, de Vereenigde Oostindische Compagnie, kortweg VOC genoemd. Deze kwam al snel in botsing met de Portugezen, die meenden andere Europeanen uit hun deel van Afrika, Azië en Amerika te kunnen weren. Naar aanleiding hiervan werd de facto een Portugees-Nederlandse oorlog gevoerd als een wereldwijde uitbreiding van de Tachtigjarige Oorlog.
Op basis van een vage passage in Naturalis Historia van Plinius meende men dat er ook een Noordoostelijke Doorvaart bestond. In 1596 vertrok Barentsz op zijn derde, beroemdste reis, die echter niet verder kwam dan Nova Zembla en Henry Hudson verkende de Noordwestelijke Doorvaart in 1611.
Na deze initiatieven ontstond in Amsterdam het plan om langs de zuidwestelijke route naar Indië te varen, onder leiding van Coos Coeckebakker. Coeckebakker was een grote sterke kerel, anders dan zijn naam doet vermoeden met een woest zwarte baard en vuurspuwende ogen. Er melden zich maar weinig ervaren zeelieden, want de bestemming en de route was geheim en dat schrok menig matroos af. Het werven van de bemanning was één ding, het laden van de schepen met alles wat er nodig was, vergde nog veel meer tijd. De leeftocht bestond uit grote hoeveelheden scheepsbiscuit, gezouten vlees & vis, kaas, bonen, erwten, uien, olie, bier, jenever, wijn en meel. Tegenover Brakestein, op Tessel, bevonden zich de Wezenputten. Deze waren eigendom van het weeshuis, dat het water uit deze putten vooral verkocht aan de schepen die vanaf de rede van Tessel vertrokken. Door het hoge ijzergehalte, herkenbaar aan de bruine kleur, was het water langer houdbaar, dan water dat elders werd ingenomen. Ook eikenhouten planken & nagels voor reparatie van de romp, reserve masten en grote hoeveelheden hennep, pek & teer om de dekken en de huid te breeuwen en touw & canvas voor onderhoud van de tuigage en de zeilen en kaarten, navigatietabellen, graadstokken, astrolabiums, kwadranten, zandlopers en kompasnaalden gingen mee. En natuurlijk stond ook Edo de rode scheepskat op de monsterrol om de muizen en ratten aan boord te bestrijden.
De bewapening van de vloot was indrukwekkend genoeg om een ontmoeting met de Spanjaard of Portugees te kunnen overleven. Draaibassen met een kaliber van vijf centimeter waren op de verschansing gemonteerd en enteraars konden met van alles en nog wat bestookt werden; stenen, spijkers, stukken ijzer, glas, volgescheten nylonkousen van je schoonmoeder en verder alles wat maar voorhanden was. Met de kanonnen konden ze een kogel een paar kilometer ver schieten, met een kettingschot de gehele tuigage vernielen en met brandgranaten schoten ze de zeilen in vuur en vlam. Er waren er ook nog de handwapens zoals; dolken, speren, zwaarden, pistolen en geweren.
De handelswaar bestond uit: Spaanse Realen, linnen, laken, dekens, spiegeltjes, glaswerk, kralen, goedkope Duitse messen, Friese doorlopers, stoven met Assendelfts schilderwerk, scharen, wollen handschoenen en mutsen, op juwelen gelijkende stukjes kristal, sigarenbandjes, vishaken, oorwarmers en bundels lichtgekleurde kleding.
De expeditie werd onder de bijzondere hoede van de Heilige Maria Moeder Gods gesteld en in de kerk van Den Burg werd voor de gehele bemanning een plechtige dienst opgedragen. Terwijl de tranen over de in extase opgeheven gezichten van de aanwezigen stroomden, zweerde Coos Coeckebakker trouw aan de Prins en legden de kapiteins en de andere officieren de eed af om hun aanvoerder te volgen en in alles te gehoorzamen. Toen de vloot met volle zeilen vertrok, gaf het scheepsgeschut een salvo af, waarbij alle ramen van het dorpje Oudeschild sneuvelden. Wederom stonden de tranen in de ogen van de ruwe zeebonken maar nu van het lachen terwijl de kerkklokken van Tessel hun uitluiden. Niet veel later spoelde de autistische bootsman Van den Heuvel van het gemak op het galjoen, toen die aan het schijten was. Een ongeluk bij een ongeluk, terwijl de wereldreis eigenlijk nog beginnen moest. Dit voorspelde niet veel goeds.
Wordt vervolgd
- Login om te reageren
- 1 weergave