
Ik begon met sigaretten van zijn vader, aangestoken door mijn klasgenoten op het schoolplein. Eerst vond ik het absoluut niet lekker, maar ik rookte stug door tot ik daar geen last van had.
Toen ik eenmaal het draaien van shag tot een sigaret onder de knie had kocht ik een pakje Samson. Er gingen immers 40 sigaretten uit een pakje shag, meer dan uit een pakje sigaretten, en daar hoorde absoluut vloeitjes bij van Rizla. Met zo’n pakje shag deed ik dan een week. Thuis mocht ik natuurlijk niet roken en daarom ging ik veelvuldig de hond uit laten tot verbazing van zijn ouders. Soms had ik zo weinig geld dat ik zelfs halve sigaren rookte. Iedereen rookten, maar in je achterhoofd wist je wel dat het niet gezond is. Daarom roken mensen met astma en keelkanker natuurlijk niet.
Ik had een ouderwetse schooldirecteur; meester Geelkerken, die altijd een stompje sigaar in zijn mond had. Als hij sprak vibreerde er een draadje speeksel tussen zijn lippen, terwijl hij zijn sigaar in zijn rechterhand hield. Hij stond ons nog weleens op te wachten bij de voordeur of we Beatlehaar hadden tot over je kraag, en sommeerde ons dan om naar de kapper te gaan. Meester Geelkerken was een klein gemeen mannetje in een te groot bruin confectiepak die door de gangen flitste net op die momenten dat ik op de gang stond, altijd geassisteerd door zijn bolknak. Het bruine dynamische duo. Nu had ik begrepen dat hij vroeger bij de NSB had gewerkt, maar dat bleek toch iemand anders te zijn met dezelfde naam.
Meester Geelkerken had mij op een keer naar huis gestuurd met een briefje ’Weet u dat uw zoon rookt’ of iets van die strekking. Het werd wel een hele lange fietstocht naar mijn huis, terwijl de tocht even lang was als altijd, maar in mijn verbeelding nu net even wat langer. Dat had natuurlijk alles te maken met dat briefje dat ik op zak had.
En hoe liep het thuis af? Ik kan me er niets meer van herinneren. Ik kan wel wat bedenken. Ze waren boos neem ik aan. Natuurlijk wisten ze het. Je kan het ruiken aan je adem. Vooral mijn moeder, want die rookte niet en mijn vader miste geregeld een aantal sigaretten uit zijn pakje Caballero. Denk ik, nu je het zo vraagt. Mijn Vader kon er niets van zeggen, die rookte zelf. Mijn Vader gaf nooit tirades weg wat wel of niet mocht. Hij gaf ook nooit straf, behalve vroeger een ouderwets pak slaag. Dat deed wel pijn, maar ik vond het niet onredelijk, meestal had ik het verdiend. En de keer dat ik het niet verdiend had heb ik zijn scheerkwast gescalpeerd, totdat er nog maar een paar haren overeind stonden.
Inmiddels rook ik niet meer en nadat bij mij blaaskanker werd geconstateerd heb ik daar ook totaal geen behoefte meer aan. Laatst vroeg de uroloog, zo’n lief klein doktertje die iedereen als schoonmoeder wil hebben, terwijl ze mijn piemel vasthoudt tijdens het jaarlijkse onderzoek: ‘Rookt u?’ Nadat ik dat ontkennend had beantwoord spreekt ze me vervolgens vermanend toe: 'En ook nooit meer doen!'
De pakjes sigaretten met de tekst ‘Nederland Zal Herrijzen‘ zijn door geallieerde vliegtuigen in januari 1942 boven Utrecht uitgeworpen. Waar je wel niet je leven voor kunt wagen. Het laatste waar de piloot aan dacht zijn de woorden van zijn commandant: ‘Drop the shit and take care,’ voordat het vliegtuig uit elkaar gescheurd wordt door het Duitse afweergeschut aan de Nederlandse kust en hij zijn passagier, Bernhard de schoonzoon van koningin Wilhelmina, aan een brandende parachute naar beneden ziet vallen. Zwaar beschadigd en met slechts één van de vier motoren die nog goed werkt vliegt de bommenwerper over Het Kanaal en maakt op een vliegveld in Engeland een noodlanding. Eind goed, al goed.
- Login om te reageren
- 2 weergaves