
En nu is mijn opa een engel
Mijn opa staat in de kamer en heeft een bril met één matglas. Hij doet hem af en wij zien dat hij maar één oog heeft. Waar ooit het andere oog heeft gezeten zit een knikkerputje.
Hij lacht naar ons en beweegt zijn rechterhand in zijn broekzak. Wij horen het rinkelende geluid van kleingeld. Hij haalt zijn hand naar boven en houdt hem voor mij op ooghoogte open. Ik pak twee kwartjes die daar in liggen.
‘En je broertje?’ Ik kijk hem vragend aan; Mijn broertje? Ik begrijp er niets van. Hij geeft mij twee kwartjes en zegt daarna: En je broertje. Ja, wat mijn broertje, denk ik. Hij pakt mijn hand, die ik tot een vuist heb geknepen en doet hem open. Hij pakt er één kwartje uit en geeft hem aan mijn broertje. Dat was dan weer janken. Zo nutteloos.
Als hij mij één kwartje had gegeven was ik blij geweest, want daar kon je een rolletje snoep van kopen. Met het geschenk van twee kwartjes, waarvan er één werd afgepakt ben ik verdrietig, want ik voel me bestolen. En dat opa maar één oog had? Misschien was hij vroeger wel piraat, maar daar was hij dan weer veel te lief voor. Hij wist nog niet eens hoe een telefoon werkt. Als hij de hoorn opnam hield hij zijn mond voor het luistergedeelte en zei: ‘Hallo, ik kan u niet zo goed verstaan.’ Maar nu is hij een engel.
- Login om te reageren
- 14 weergaves