
Donald Duck en zijn neefjes Kwik, Kwek & Kwak
Dreigende sneeuwwolken ontvouwden zich in de vroege ochtend. Gordijnen van voortjagende sneeuw en bevroren windsels dreven achter de met ijsboeketten versierde ramen.
Het leek wel of de sneeuw uit de grond kwam slierten en uit de armen en lichamen van de bomen zwom en dreef. Bij de woningen klauwden de sneeuwvlokken zich omhoog langs de muren en groeiden op de daken als struiken van rendiermos. Hoogspanningsdraden slingerden heen en weer in de ijzel en grauwden en hapten in de sneeuwvlokken, die als witte verscheurde kerstkaarten uit de lucht vielen en de dorpen bedolven als in een glazen sneeuwstolp. De stormachtige wind blies driftsneeuw tot duinen. Bomen en takken knapten af als aanmaakhout voor de kolenkachel. In de verte klepten de noodklokken hun tijding over het bevroren schuim van de poeder- en roomijsheuvels en de knisperende zee van ijs. De postbode slipte weg bij de voordeur en maakte met zijn adem geesten en glibberden over een ijsbaan van kristal door de stad. Ik liep naar de gang en pakte de ansichtkaart op. Het was een kaart van mijn oom die met de boot was aangekomen in de Zuidpool, waar ook Donald Duck naar toe ging als hij niet naar Timboektoe ging in het laatste plaatje van het verhaal.
Ik hoorde het klepperen van de brievenbus en rende naar de gang om daar een ansichtkaart van mijn oom te zien neerdwarrelen, die met zijn boot Berend Botje, en als hij dat zei moest hij altijd lachen, naar de Zuidpool op weg was om pratende walvissen te vangen. Mijn oom is heel goed met walvissen. Hij stond eens naast me in zee en we hoorden een vreemd geluid en niet veel later zagen we allemaal luchtbellen opstijgen uit het zeewater en mijn oom zei: ‘Kijk walvissen.’ Jeeh wat stinken die beesten, dacht ik.
- Login om te reageren