Scheepsjongens

Kapitein Haak

In het voorjaar van 1628 klommen twee scheepsjongens aan boord van het spiegelretourschip Neverland van kapitein Haak. De vriendjes Botjes en Berend waren 12 en 13 jaren oud en de wereld lag voor hun voeten. Botjes heette eigenlijk Theo, maar omdat hij zo mager was. Nu ja, je begrijpt het wel. 
 
Er werd een touwladder vanaf het schip Neverland naar beneden gegooid en Botjes en Berend klommen naar boven. Botjes, die niet kon zwemmen, zei angstig tegen Berend die achter hem aan kroop ‘Vang je me als ik val.’ Wat volgde was een hartverscheurende kreet: ‘M’n klomp.’ Een plons duidde aan dat een van zijn houten schoenen het water had bereikt en met een bevallige schommelbeweging dreef ie weg naar Nergenshuizen.
Berend zei: ‘Ik had ‘m bijna op mijn kop gekregen.’
Ze kwamen boven, waar een stel janmaats ze met hoongelach ontvingen. ’Melkmuilen. Groentjes’ werd er geroepen. ‘Ik ruik landrotten.’
‘Ik vind het anders meer naar stront en pis ruiken’ en daar had Berend best wel gelijk in, want je kon vroeger al een week van te voren ruiken dat er zo’n vermolmde schuit uit het Verre Oosten terugkwam.
Botjes zei: ‘Vooruit! Wijs ons de weg.’
Een goeiige kok met een schort voor zei: ‘Laat ze maar lachen. Ze menen het zo kwaad niet. Ik zal jullie naar het vooronder brengen, luizenbossen.’
Ze liepen over de gebreeuwde dekken naar hun slaapplekje. Met hete dagen liep de teer, waar de dekken waterdicht mee waren gemaakt, als diarree door de reten van de planken en in de winter scheurde het kapot, zodat de janmaats genoeg werk hadden tijdens de lange reis.
 
Voor de kust van Zwoeriekomoerie
‘Land! Land in zicht! riep Berend die in de mars zat van de grote mast. De zeelui kwamen als bedwantsen uit alle hoeken en gaten te voorschijn. Ze tuurden naar de blauwgrijze plek aan de horizon, die Berend met ogen als van een adelaar het eerst gezien had.
Haak keek door zijn verderkijker en zei ‘Dat moet  Zwoeriekomoerie zijn.’
Ondertussen kwamen de inlanders met krijgszuchtige bedoelingen in prauwen op Neverland af, nadat Marty op zijn trompet had geblazen. Haak sprong met een zwaard in zijn hand de verschansing over door de bodem van het iele bootje van de inboorlingen, dat tegen Neverland aanklotste.
 
Botjes lag die dag met scheurbuik in de bak en spuwde de eerste de beste koppensneller die aan boord kwam met alles wat hij nog had in het gezicht. Het was niet meer dan het geluid van een natte scheet. Hij werd over het dek heen geslagen en kwam tot stilstand naast de trompetteraar, die zijn laatste adem uitblies. Een griezelig hoog snerpend geluid verliet het schip zodat Berend van schrik uit de mast viel. En zo kwam er een einde aan dit avontuur.
 
Later zijn ze vereeuwigd in een liedje.
Een, twee, drie, vier, vijf, zeven.
Waar zijn Berend en Botjes gebleven.