
Vliegend Hert
Er komt een man een café binnen en gaat aan de bar zitten. Hij heeft een diep litteken van mond tot oor, blond haar en blauwe ogen. Een niet-onvriendelijk gezicht. Je zou bijna zeggen: een echte Duitser.
Hij bestelt een biertje. Tegenwoordig heeft een ieder zich zelf respecterende tent een keur aan verschillende biertjes. Nog voor hij zijn zin kan afmaken onderbreekt de bartender hem met: ‘Heineken tapbier of bier op de fles. Duvel, La Chouffe, Leeghwater Waaghals, Astronaut…’ ‘Doe mij maar een tapbiertje en nog wat… Heb je ook nog een leeg Cocacola dopje… Het mag gerust een dopje zijn van een ander merk.’ ‘Een leeg Cocacola dopje?’ ‘Ja, een biertje en een dopje.’
De verbazing is van zijn gezicht af te scheppen. De barman denkt, vooruit… ik vraag zo direct wel wat de bedoeling is. Hij tapt een biertje, pakt een dopje en serveert de hele handel uit op de bar. ‘Alsjeblieft, een goud gele rakker en een dopje.’ Begeesterd doet hij een stapje terug. De man tast in de binnenzak van zijn camouflagejas en zet een enorme kever op de toonbank. De klant giet wat bier in het dopje. Het lijkt wel of er bij de tor een Pavlov belletje gaat rinkelen. Het insect schuift met grote snelheid naar het dopje en drinkt het in één teug leeg. ‘Ja,’ zegt de man,’ je moet hem niet al te veel verwennen. Hé, Henk ouwe rukker.’
De barkeeper valt van de ene in de andere verbazing en vraagt: ‘Is Henk een vriend van u?’ ’Nou, een vriend. Een vriend… Henk is mijn zwager en ik let een beetje op hem, maar onlangs is het zwaar uit de klauw gelopen.’ ‘Uw zwager?’ ‘Ja, dat zit zo. Wij hebben onze schaapjes wel op het drogen. Mijn zwager en ik gaan ieder jaar op safari naar Botswana om wat olifanten te schieten, nu het nog mag.’ De grootwildjager neemt een slok van zijn biertje en schenkt Henk ook wat in. ‘Lekker biertje, doe er nog maar een. Nou het zit zo; wij waren in Afrika en op een ochtend worden we wakker midden in de bushbush. Iedereen weg. Er vandoor met onze spullen.’ ‘Je kan ook niemand meer vertrouwen,’ zegt de barkeeper en hij tapt nog een biertje in.
‘Wij dwalen dagenlang door dat oerwoud, komen we bij een negorij. Hoe heet het ook al weer… Ach, er staan ook van die hutjes. Héé Henk! Henkie! Sorry, hij is een beetje hardhorend. Héé, Henk hoe heette dat dorp? Waar jij met de dochter van de medicijnman de koffer in bent gedoken.’
Geschrokken houdt de barkeeper zijn hand voor zijn mond. ‘Nee… dat meen je niet.’ Inmiddels is Henk in het bakje met pinda’s verdwenen. ‘Ach wat maakt het uit. Maar sinds die tijd ziet Henk er zo uit. Hé Henk, ouwe klootzak. Ik zit met de gebakken peren. Moeilijk, moeilijk bij de douane hier op Schiphol. “Dat kan iedereen wel zeggen dat die tor je zwager is.” Maar het ergste moet nog komen. Ik moet nog naar mijn zus met Henk. Weet je doe maar wat sterkers… Heb je ook nog wat meelwormen voor Henkie?’
- Login om te reageren
- 14 weergaves