Het was op de werf waar ik jarenlang als leermeester heb gewerkt regelmatig een enorme rotzooi. Het werk bracht veel rommel voort, maar diegene die het veroorzaakte weigerde veelvuldig zijn troep op te ruimen, waarschijnlijk omdat hij zich daar te goed voor voelt.
De keer dat ik die incompetente klootzak aansprak die hiervoor verantwoordelijk was ging hij me vertellen hoe belangrijk hij was voor het bedrijf en hoe ontzettend druk hij het had met allerlei triviale zaken. ‘Dit wil ik je best wel uitleggen,’ zei hij op zo’n schoolmeesterachtig toontje. Alsof hij het niet druk zat had. En toen ik aandachtig naar hem geluisterd had vroeg ik of hij alsnog zijn rommel op kon ruimen. Hij beweerde ook nog dat die rotzooi niet van hem was, maar van zijn ondergeschikten, want thuis was ie altijd heel netjes. Toen voegde ik hem toe dat ie daar dan het beste kon blijven. En toen kon ik in de stront zakken. Nu moet ik er wel bij vertellen dat hij zich daar een dag later voor excuseerde.
Uiteindelijk heb ik de kolere bende opgeruimd omdat het niet meteen een visitekaartje is voor ons bedrijf en ik loop met een kruiwagen vol met de hele zwijnenstal op weg naar de afvalcontainer en toen riep hij me achterna: Héé, Vuilnisman.’
Lieve mensen, jullie begrijpen wel dat hij niet mijn favoriete collega was, maar eerder een nagel aan mijn doodskist. Zijn gedrag was vaak onvoorspelbaar, raar en beneden alle peil. En zo waren er wel meer momenten in de loop der jaren. Ik plengde geen enkele traan toen hij uiteindelijk ontslagen werd bij ons mooie bedrijf. Toch zou ik niet naar hem spugen, al stond hij in de brand.
- Login om te reageren