Rietgors

Rietgors

De rietgors klom omhoog uit het dichte plantenrijk tot boven in een rietpluim die zachtjes bewoog in een lentevlaag en opende zijn snavel voor een zangsolo.

Het mannetje is in het voorjaar en in de zomer duidelijk herkenbaar aan zijn pikzwarte kop, keel en bovenborst, een witte 'sjaal' en een lichtbruine rug met zwarte strepen.  In de winter verdwijnt het zwart voor het grootse deel en hebben ze een bruinachtige kop. Het voedsel bestaat uit slakken, rupsen en kevers en in de winter zaden.

Het vrouwtje is bruin met een geelbruine onderzijde. Boven de ogen heeft ze een lichte oogstreep. Het legsel bestaat uit drie tot vijf eieren in een goed verborgen nest op de grond of in de struiken.

Rietgors

Metaalachtige noten

in vlucht een dalende ‘tsieeuw…’

plus een schor roepje.

BVL