Onderweg

Laaf

Het was één uur in de nacht. Er werd gebeld. Ik schrok, opende het raam. Een vrouw met een Duits accent riep dat er een Laaf voor mijn deur stond te kotsen en of die van mij was.

Paniekerig keek ik de kamer rond. Toch naar beneden. Er lag een naakte Laaf uit de Efteling op de stoep. Waarschijnlijk was hij misbruikt. De vrouw, die een onmiskenbare dranklucht verspreidde, zei dat ze haast had en verdween.

Ik pakte hem op, het was duidelijk een mannetje, en liep er mee naar boven. De Laaf deponeerde ik in de huiskamer, waar hij geel slijm begon te braken. Ik pakte een kattenkorf, voorzag het van een schone handdoek en schoof de zieke Laaf erin. Van een schoteltje melk likte hij maar lusteloos. Toen ik wakker werd bleek de Laaf op het voeteneinde van mijn bed te liggen. Ik schoof hem weer in zijn korf en ging op weg naar de dierenarts.

De dokter keek in zijn mond en scheen met een lampje in zijn oren en oren. Daarna nam hij de temperatuur op en gaf de Laaf een penicilline- en vitamine injectie. Ik moest hem elke dag vijftien druppels penicilline uit een pipet toedienen. Na een week liep hij al weer door de kamer.

Ik mocht een wens doen omdat ik hem zo goed verzorgd had, en zei ‘Kun je voor mij een brug bouwen van Lelystad naar New York, want ik heb de laatste tijd nogal veel last van vliegangst sinds die terroristische aanslagen.’

‘Nou dat was wel erg moeilijk, bijna onmogelijk. Heb je geen andere wens?’, vroeg ie.

‘Een vrouw die niet zeurt?’

‘Of ik ook verlichting wilde op de brug en om de zoveel kilometer een benzinestation?’

Dat wilde ik wel en zodoende ben ik nu lekker op weg met de auto naar Amerika.