Misstap

Mugshot

Brigadier King was druk bezig met een grote klomp boetseerklei, die hij tot een bal rolde en plat sloeg en kneedde en mishandelde. Hij had dertig jaar lang pijp gerookt, totdat er in het gebouw een rookverbod kwam.

Toen hij nog rookte was hij een blijmoedige man, maar nu was hij snel geïrriteerd en chagrijnig. Hij was eerst begonnen met kauwgum en snoepjes, maar het overgewicht nam de overhand. Ten einde raad was hij aan het boetseren geslagen. Hij kwam nooit verder dan een mislukte pijp, terwijl je met boetseerklei toch zulke aardige dingen kunt maken.

Een diepe zucht, vol levensmoeheid, irritatie en de hunkering naar vijftig gram pijptabak. Hij stopte in gedachte plukjes vers gesneden pijptabak in zijn pijp en bij het aansteken, met een lucifer krulde ie wat op, aantampen en weer aansteken. De smaak was zoetig en kruidig. King bolde zijn wagen en blies een denkbeeldige wolk als een dwarsgetuigde klipper voor zich uit in de richting van de jongeman die voor zijn balie stond.

‘Gebruik je?’

‘Wat bedoel je?’ zei de opgebrachte delinquent.

‘Drugs.’

‘Nee, dank je.’

King perste de geboetseerde pijp van klei tot een klont.

‘Weet je dat dit zonde is van mijn tijd.’

De jongeman moest een nachtje door brengen in de cel nadat hij was aangehouden omdat hij een stopteken had genegeerd. De automobilist reed zonder rijbewijs en schold een agent uit. Hij zelf zei dat hij was aangehouden omdat hij zwart was. De aanhouding vond plaats in Albuquerque, New Mexico. Toen de politieman hem aanhield voor zijn rijgedrag, ging hij compleet door het lint en stak zijn middelvinger op naar de agent.

Brigadier King, die de bouw en grootte van een Coca-Cola automaat had, kwam achter de balie vandaan en nam de snoodaard mee naar de cel in het politiebureau. Een ruimte van een paar vierkante meter, een kunststofbank en een toiletje. Verveling is dan wat de klok slaat. Nou ja, er is geen klok, en persoonlijke bezittingen, zoals een horloge en schoenveters had hij moeten inleveren. Het was onmogelijk om te weten hoe laat het was.

Hij probeerde te bedenken wat gevangenen doen om de tijd te doden, maar hij kwam niet verder dan streepjes op de muren zetten en het verstoppen van dingen in je achterwerk en gangen graven naar buiten. Hij had geen dingen om in zijn achterwerk te verstoppen en geen krijtje om op de muren te schrijven of een pikhouweel. Er gebeurde Niets. Niets. De vlegeljaren van Niets. Nieuwe avonturen van Niets. Niets is weer aan de gang. Niets gaat vliegen. De zonen van Niets.

Toen de volgende dag de deur eindelijk van het slot ging kon hij wel juichen. ‘Je kunt gaan en ik wil nooit meer iets van je horen’, zei brigadier King tegen de jongeman.’