Meneer Fabrizi bouwt een katapult

Meneer Fabrizi sr.

Een ezelritje op het strand

Op een avond had meneer Fabrizi, werkzaam bij de autofabriek van Fiat, de film Gladiator op televisie gezien. Daarin kwam een grandioze scene voor waar legionairs de barbaren beschoten met katapults.

Aldo Fabrizi, een man met veel brillantine in zijn ravenzwarte haar en ongewoon sterk voor zijn kleine gestalte was zeer onder de indruk van de film. Hij pakte uit zijn boekenkast het boek Oorlogvoering in de Klassieke Wereld. Een prachtige, kleurrijke encyclopedie over de soldaten van Griekenland en Rome met meer dan 250 veelal in kleur uitgevoerde historische tekeningen geheel gebaseerd op de nieuwe onderzoekingen. Hij maakte een aantal fotokopieën en vervolgens ging hij zijn katapult bouwen, nadat hij al eerder de houten bestekbak had gerepareerd en een vogelhuisje had gemaakt. Nu was hij klaar voor het grote werk. Zijn vrouw vroeg niet waarom. Dat soort vragen kun je maar beter niet aan meneer Fabrizi vragen. Wat hij zei gebeurde, en daarmee uit, zonder allerlei zinloze waaroms en daaroms. Toch had mevrouw Fabrizi liever dat hij nu eens dat plafond in de huiskamer ging witten waar wat verkleuring was ontstaan rond de lichtspotjes in de loop der jaren.

Dat bouwen aan iets wat nergens toe dient had iets groots en nieuws in zich. Hoewel je er hard voor moet werken en er evenveel bij zweette, leek het niet op de inspanningen van toen meneer Fabrizi de nieuwe omheining had geplaatst voor de ezel Marina. Zijn vader had gevraagd of zijn ezeltje bij Aldo zijn laatste dagen mocht slijten. Met Marina had hij altijd zijn geld verdient aan het strand, met kindertjes op haar rug. Inmiddels een oud en saggerijnig dier, halfkaal en grijs door haar hoge leeftijd. De ezel is met pensioen en op het graslandje achter het huis loopt zij de hele dag te balken, genoeg om daar een zeewaardig vlot van te bouwen. Zij heeft een slecht karakter en laat zich alleen aanraken door meneer Fabrizi sr. Anderen bijt zij. En wanneer een ezel je bijt doet het echt zeer.

Meneer Fabrizi had berekend wat hij allemaal nodig had en op een dag kwam een grote vrachtwagen het hout voor de katapult brengen. Elk vrij moment werkte hij aan de katapult en na een paar maanden stond het wapentuig in al zijn glorie achter het huis in de weiland. Het was een vreemde machine, nogal lelijk om te zien, die een beetje leek op een Romeinse katapult, maar niet eens heel erg. Eigenlijk was het een enorme hefboom. En in een grote houten lepel kon hij stenen leggen om weg te slingeren. Hij had er ook allerlei speciale dingen voor moeten laten maken door een smid. 

Binnenkort zou hij een demonstratie geven met zijn katapult en al zijn elf broers en zussen en aanverwante waren uitgenodigd en zijn vader en zijn moeder ook en het plaatselijke fanfarecorps. Dan zou meneer Fabrizi stenen het bos in schieten. Maar zover zou het nooit komen, want nadat zijn buurman was gebeten door de oude ezel had hij Marina door haar kop geschoten met zijn dubbelloops jachtgeweer. Het dier lag dood op de grond, met stijve poten en stijve oren en een stijve staart en zij zou nooit iemand meer bijten, naast de omheining die grensde aan het land van Castellari. 

‘Castellari, jij vuile hoerenzoon, ik vermoord je. Ik pis in het zaad van je vader,’ rochelde meneer Fabrizi, geknield naast het kadaver van Marina en huilde bittere tranen uit zijn ogen. De oorlog met Castellari duurde sinds meneer Fabrizi de omheining had geplaatst en Castellari beweerde dat hij vele meters graasland had ingepikt. Deze vete werd voortgezet met doodsbedreigingen, beledigingen, grofheden en getreiter. Geen van hen was op het idee gekomen om de kadastrale kaarten er eens op na te slaan.
Meneer Fabrizi was woest. Hij begon in de modder te schoppen en op de grond te slaan. Hij pakte de ezel bij zijn achterpoten en sleepte Marina naar zijn katapult en draaide deze in de richting van het huis van Castellari met behulp van zijn auto, die hij daarbij bijna door de midden trok. De lepel was al naar beneden getrokken. Alles stond startklaar. Meneer Fabrizi overgoot de ezel met benzine, legde haar op de lepel en stak Marina in de brand en schoot haar weg over de omheining, over het bosje kurkeiken, het riviertje en de wijngaard van Castellari.

In het dorp werd gezegd dat de familie Castellari naar een aflevering van Zorro zaten te kijken. Don Diego, gespeelt door Guy Williams, bindt in het geheim de strijd aan tegen onrecht en kapitein Monastari, en zijn hulpje de dikke sergeant Garcia, waarbij Zorro altijd een gekerfde Z achterlaat. Maar plotseling werd hun huis getroffen en kwam de dode Marina op bezoek, waardoor de woning tot op de fundamenten trilde. De televisie ging tegelijk met het licht uit. ‘Godallemachtig, wat is er gebeurd schreeuwde oma Zucchini, terwijl ze zich vast klampte aan haar dochter. ‘Meteoriet! Een meteoriet!’ schreeuwde Castellari. Doodsbang keken ze elkaar aan. Het licht ging weer aan. De hele serre was versplinterd en de ramen uit hun sponningen en sommige zelfs helemaal gebroken. De muren waren rood. De vloer was rood. De ruiten waren rood. Alles was rood. Stukken van Marina (ingewanden en botten en stront en huid en haren) lagen verspreid door de kamer en een zachte gloed van het vuur verlichte de huiskamer als was het een kerststalletje.

Er was niemand op straat toen meneer Fabrizi het kadaver met zijn katapult wegschoot, maar als er iemand was geweest, had die gezien hoe er een ezel door de lucht vloog in een volmaakte boog en als een kruisraket neerkwam in het huis van Castellari. Deze actie kwam meneer Fabrizi duur te staan, hij werd schuldig bevonden en verplicht de schade te betalen. En alleen omdat hij een onbevlekt verleden had en er sprake was van uitlokking belandde hij niet in de gevangenis, en o, ja zijn katapult moest hij vernietigen.