Kees van Staaij

Kees van Staaij

Ik heb het verhaal, stukje bij beetje, van verschillende mensen, en zoals meestal in dit soort gevallen, elke keer was het een ander verhaal.*

Kees ging patat halen en kroketten bij de snackbar voor zijn vrouw, de kinderen en zichzelf. Hij kon het niet nalaten om even langs Le Bordel te gaan. Behalve de madame waren in Le Bordel vijf meisjes die rond een aftandse bar hingen. Madam op haar rug gezien had veel weg van een oud matras. Kees liet zich wegzakken in een vuilnisgrijze bank. Een verlopen bodybuilder met een zonnebankkleurig rood hoofd en een grote scheve neus hield hun gezelschap. De meisjes bleven gebiologeerd naar de enorme breedbeeldtelevisie kijken, alsof er geen klant was binnengekomen. Pas toen madam het Aziatische meisje in een blauw niemendalletje en afgebrokkelde tandjes zijn kant op stuurde gebeurde er wat. De andere vrouwen, waarschijnlijk uit de Balkan, bleven als diepvriesmosselen op hun kruk zitten.

‘Ik zal zeer vermenigvuldigen uw smart, namelijk uw dracht; met smart zult gij kinderen baren; en tot uw man zal uw begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben. Genesis 3:16.’

Hij moest een fles campagne kopen en kreeg een plastic zak met een handdoek en een paar condooms mee. Hij volgde het Thaise meisje naar boven. Ze ging hem voor naar een slecht geventileerde kamer die rook naar natte hond. In de hoek stond een groot bad met een groezelige rand. Ze zette de kranen van het bad open en verontschuldigde zich meteen: ‘Het kon nog wel even duren voordat het bad vol is.’ Ze gingen op een bed liggen, wat afgedekt was met doorzichtig plastic. De kilte en het plastic zeil deed hem denken aan het abattoir in Breukelen, waar hij jaren geleden had gewerkt. Naakte lammeren en geiten hingen aan de zoldering bedekt met glinsterende ijskristallen die over hun roze vlees lagen als zilverwitte bruidsjaponnen. Hij droeg behalve zijn witte plastic outfit ook een met bloed bespatte witte plastic laarzen.

Ze kreeg kippenvel, want het was niet echt warm en daarom hield hij zijn kleren en lange zwarte regenjas maar aan. Zij aaide over zijn gulp, maar vond het eigenlijk wel best. Toen het bad vol was ging zij er in zitten en het bubbelde alleen omdat zij een scheet liet. Hij ging naast het bad staan en deed zijn jas uit en stroopte zijn mouw van zijn overhemd op. Toen hij haar probeerde te vingeren zat hij met zijn vinger in het afvoerputje en liep het bad algauw leeg. Ze was dik en had weinig borsten. Ze heette Mie Hoe. Toen hij zei: 'Hoe?' omdat hij haar slecht kon verstaan gaf zij als antwoord: 'Mie'. Kees stapte de kamer uit en liep even later weer op het industrieterrein waar de zaak gevestigd was naar zijn auto, die nog bij de snackbar stond. Kees was inmiddels heel wat geld lichter, maar dat kon hij wel declareren bij zijn partij de SGP.

Het  begon te sneeuwen. Eerst heel zachtjes, maar algauw werden het dikke vlokken. Toen Kees thuis kwam sliepen de kinderen en was zijn vrouw bij haar moeder, die in het ziekenhuis lag met corona. Hij legde de patat en de kroketten op tafel, die inmiddels koud waren geworden. Hij ging aan de eikenhouten eettafel zitten en boog zijn hoofd in zijn gespreide handen en zei: ‘Mij treft geen blaam, want een hoer is een diepe gracht, en een vreemde vrouw is een enge put. Ook loert zij als een rover; en zij vermenigvuldigt de trouwelozen onder de mensen. Spreuken 23:27-28.’

 

*Edith Wharton, Ethan Frome