
Jean de Balzac voor Huize Nottingham
Een goede detectiveroman heeft intrigerende personages, veel opwinding en spanning en een puzzel die opgelost moet worden en het is zo geschreven dat je bijna niet kunt stoppen met lezen. Maar het is niet makkelijk om een spannende detective te schrijven, vooral als je het nog nooit eerder hebt gedaan. Met de juiste voorbereiding, veel brainstormen en uitproberen hoop ik dat het mij gelukt is. Veel leesplezier.*
‘Als ik niet mag weten wie die nieuwe geheimzinnige gast is, ga ik maar aan mijn tuintje werken,’ zei Lydia tegen haar man Anton. ‘Ik wil ook wel in je tuintje werken.’ ‘Niet vandaag.’ Het is warm lieverd, houd je er rekening mee.’ ‘Ik zal iets op doen.’ ‘Het weer is nogal veranderlijk,’ zei Anton.
Voordat ze de kamer verliet zoende ze Anton op zijn oorlelletje, waar hij zo’n gruwelijke hekel aan had, en hij bewoog zijn hand alsof hij een wesp verjoeg. Achter gelaten door zijn vrouw stond Anton Nottingham, het voorhoofd fronsend, enkele minuten roerloos voor zich uit te staren, toen liep hij naar het grote raam aan het eind van de kamer, beroerde zijn lid en wierp nog een handje nootjes in zijn gezicht. Er was rondom het kasteeltje een enorm park met een beek en vijvers, heemplanten en varens, een slingerende beukenloofgang van 100 meter, bruggen en fonteinen.
Even later zag hij Lydia naar buiten komen met een platte mand op haar hoofd en lachend draaide ze zich om en zwaaide naar Anton, waarbij haar mand op de grond viel. Ze bukte zich en raapte de mand op, met haar brede achterste naar hem toegekeerd. Ze had een tuinbroek aan en in haar handen een kruiwagen die ze het park inrolde. Ze zette de mand neer en begon te werken aan een van de vierkanten betonnen bakken die ongeveer een meter boven de grond stonden zodat ze er goed bij kon. Anton bleef een poosje naar haar staan kijken.
Tenslotte ging hij zich aankleden en liep ook de tuin in. Hij kwam langs verscheidene van die stenen bakken. In een van de miniatuurtuintjes lag een verrotte cactus in een plas met kots en in de andere niet meer dan een hoop mos of een soort harige schimmel. Het leken wel tuintjes aangelegd door een zwakzinnige van een sociale werkplaats, maar Lydia noemde het kunst met een hoofdletter K. Hij had al kunst met pindakaas, marmer en zelfs met verf voorbij zien komen. Maar kunst met kots? Zijn vrouw was van middelbare leeftijd wier werkzame leven een uitgestrekte dorre vlakte was waar nooit iets heeft willen groeien en nu was ze kunstenaar. Ze gebruikte gekleurde sojamelk om haar bakken vol te kotsen. Eerst nam ze uit alle glazen met verschillende kleuren wat slokjes, zodat het lekker kon mengen in haar maag.
Toen zijn vrouw zich vooroverboog over een van haar bakken ging hij achter haar staan. Hij pakte haar stevig vast bij haar heupen en legde zijn hoofd tegen haar aan, in de natte krulhaartjes van haar nek. Nu viel het hem pas op dat ze naar zaagsel rook. Hij voelde wat tegen zijn kont aansporen en zo stonden ze met z’n drieën in een rijtje te epibreren. Peter, zijn neef, stond achter hem en zei: ‘Nee maar als dat onze Anton niet is, het zonnetje in huis,’ en hij stapte naar achteren. Lydia deed het kruis van haar tuinbroek goed en Anton knikte. ‘Dan moet dat het vrouwtje zijn. Ze doet iets met kunst? Het ziet er allemaal geweldig uit. Hahaha!’ ‘Maar wie ben jij in godsnaam?’ zei Anton. ‘Ik ben je broer,’ zei Peter.’ Peter?’ ‘Dag lieve, lieve, lieve Lydia’ en hij gaf haar een slap handje en twee kusjes naast haar hoofd.
Wordt Vervolgd.
- Login om te reageren
- 1 weergave