Indische Vrouw

Indische Vrouw

In de tuin van een herenhuis in Bergen staat een vrouw met een paraplu. Zij denkt terug aan vroeger, de gouverneur-generaalstijd van haar vader in Indië.

Zij herinnerde zich, toentertijd een meisje nog, de grootsheid van het paleis Buitenzorg te Batavia, hun buitenverblijf te Tjipanas, de bals, de races, de adjudanten, de grote gouden pajong, de tropische schoonheid en vorstelijkheid van het koningschap over grote koloniën.

In Den Haag daarna een rustiger tijd, maar toch vol recepties, grote diners met Indische en Haagsche autoriteiten, waar zij gepresenteerd werd aan het Hof. Zij hield van dat leven en zij droomde verder van dien tijd, verlangde terug naar de grootsheid, naar de wereldse waan. Zij hield, als jong meisje al, van brokaat en glans, van adel, van ruime verlichte kamers, mooie rijtuigen, van gedecoreerde heren en kostuums, de koning en de koningin. De kleine prinses was toen nog een baby.

Vreemd zou je denken op zo’n mooie dag, maar standvastig staat zij daar op een pilaar van steen. Een vrouw van brons. In een tuin van een herenhuis in Bergen, onopgemerkt, niet begrepen, staat zij verbeeld met haar parasol opgestoken tegen de zon.