Indisch Verleden

Indisch Verleden

1949 Bloedbad van Rengat

Berry ‘Vetvlek’ van den Hoorn observeerde de ober, een figuur die makkelijk te raken was, met de vlakke hand op zijn strot. ‘Heeft u al een keuze kunnen maken… meneer.’ De herinneringen aan de oorlog in Indonesië kwamen steeds weer terug als zuur wat in zijn hoofd vrat. 

Er zaten een paar oudjes in een schuilplaats. Ze zaten daar helemaal in elkaar gedoken. Sergeant Hartman schreeuwde: ‘Maak ze allemaal af!’ Daarop slachtte iemand ze af. Ze brachten mannen, vrouwen, kinderen en baby’s bijeen midden in het dorp, als een eilandje. Luitenant Van Heutsz stoof op ze af en zei: ‘Jullie weten wat je te doen staat.’

‘O sorry pik,’ overdreven hoffelijk. ‘Zei je wat? Heb je Full Nuts coffee.’ Hij moest er om lachen. (Hij had in de menukaart gekeken en wist dat ze dat niet hadden.) Vetvlek liet de ober wachten. Er waren nog meer klanten en die keken hun richting op om iets te bestelen of om af te rekenen. Het was druk op het terras. Berry van den Hoorn keek met hem mee en was op alles bedacht. De ober zei: ’Ik…’ en hij onderbrak hem meteen. ‘Nee, ik weet nu wat ik wil hebben,’ zei hij terwijl hij in de menukaart keek en weer iets opnoemde wat ze niet hadden. ‘U zegt? Kunt u mij dat aanwijzen, meneer?’ ‘O, nee. Een koffie verkeerd’ zei hij. ‘Jawel, een verkeerde koffie.’ Hij zag zijn adamsappel bewegen. Klap. Met een gierende slag zijn strottenhoofd in elkaar. Acute bedreiging van de luchtweg door zwelling en bloeding, kwam als mantra boven. ’Ach nee, daar heb ik geen trek in. Doe mij maar een koffie met veel melk. Café au lait. Heb je ook gebak of is dat van dat diep ingevroren appel tinnef gebak, waar je tanden op afbreken. Met slagroom uit een spuitbus?’ ‘Euhhh… u zegt.’ ‘Met eeuhh? Ach laat ook maar. Wat is dit voor tent?’ Die beelden kwamen steeds sneller achter elkaar binnen. Praten, niet denken. ‘Hé…’

Hij zei: ‘Jawel, luitenant,’ tegen zijn luit die weg liep, maar na tien minuten kwam Van Heutsz terug en zei: ‘Waarom hebben jullie ze niet afgemaakt?’ En Vetvlek zei tegen de luit dat hij dacht dat hij alleen maar wilde dat hij ze bewaakte. En hij zei: ‘Nee, nee, ik wil dat ze gedood worden.’ En Van Heutsz begon op ze te schieten. Berry laadde zijn geweer en die schoot hij leeg en hij zal er misschien tien of vijftien hebben afgemaakt. 

‘Hallo. Zal ik de chef roepen zodat u het met hem kan bespreken.’ ‘Waarom zou ik die koffie bij de chef bestellen. Jij kan toch wel één koffie onthouden, met twee van die kuipjes melk erbij. Dat is toch niet te veel moeite in deze tent? Nee, weet je wat als dat allemaal te moeilijk is, doe dan maar een cola. Welke cola heb je? Light… Zero?’ (Hij bleef hem maar met je aanspreken terwijl de bediening nog steeds u en meneer hanteerde.) Nee, beelden. Het ergste moet nog komen. Blijf je concentreren.

En toen werden er meer mensen gevonden en die hebben ze in een hut gesmeten en daar werd een handgranaat ingeworpen. En toen brachten de jongens nog een stuk of zeventig, vijfenzeventig personen, daar voegden zij die van hun aan toe en luitenant Van Heutsz zei tegen hem: ‘Soldaat Van den Hoorn, we hebben nog één karweitje op te knappen. Van Heutsz ging naar die mensen toe en begon ze tegen elkaar op te duwen, ze op elkaar te persen, op hen te schieten, en ook hij duwde en perste ze op elkaar en schoot tenslotte zijn automatische wapen op hen leeg. De volgende dag trapte Vetvlek op een mijn en verloor zijn been. Hij dacht: God straft me voor gisteren. Maar God had hier niets mee te maken, die had heel anderen dingen aan zijn hoofd.

‘Ja.’ ‘Wat ja? Wat heb je, con? Zo moeilijk is het toch niet. Gewoon een bestelling’ schreeuwde hij. Hij keek weg. Even rust in zijn kop. De trein kwam eraan, waar hij al die tijd op had gewacht, niet van zins ook maar iets te bestellen. ‘Nee laat maar zitten,’ en terwijl hij op stond riep hij kwaad: ‘Stop die cola maar in je reet.’ De ober liep boos weg, stootte een bord spaghetti om van een collegaatje, die zij net wilde voorschotelen. Vetvlek liet een dikke boer, verliet het restaurant en verplaatste zich met zijn krukken naar de trein, die het station binnen reed. Hij was op bezoek geweest bij zijn pleegouders in Amsterdam, die het altijd verdriet had gedaan dat hij had gediend; als vrijwilliger in het leger om tegen de Jappen te vechten, nadat de Duitsers verslagen waren. Maar toen hij met zijn opleiding klaar was had Japan gecapituleerd en moest hij daartegen de Indonesische bevolking knechten, in naam van het Nederlandse groot kapitaal en hun belangen totdat hij arbeidsongeschikt raakte en rond moest komen van een uitkering. In de trein kwam Vetvlek wat tot rust en dacht; ik wou dat ik die rottige kankeroorlog nooit had meegemaakt. Nooit meer.