
De heilige rivier Ganges, India
Ik wilde wel weer eens op vakantie nadat mij door die coronatijd een aantal reizen door de neus was geboord. Van alle landen waar ik niets te zoeken had ging ik naar India.
In mijn vroege jeugd had een oom van mij daar gewerkt. En op familieavonden vertoonde hij dia’s van mensen die zich wasten in de heilige rivier Ganges, vol met troep, chemisch afval, uitwerpselen en kadavers. Hij vertoonde dia’s van kinderen zonder ledematen, meters groot op het diascherm. Vertelde dat ouders de benen en armen van deze kinderen hadden afgehakt, zodat ze meer geld zouden ophalen met bedelen. Dia’s van honger, goor en verrot eten, mensen die werden verbrand, broodmagere heilige koeien, ratten, stront en ellende, en daardoor had ik nachten lang nachtmerries. Ik had besloten deze hel van Dante op te zoeken en kocht een vliegticket naar India, want ellende moet je omhelzen en erger dan die plaatjes, die op mijn netvlies gebrand stonden, kon het niet worden, dacht ik.
Maar nu lag Schiphol plat of op miraculeuze wijze verdween je bagage in een sinkhole, ook wel verdwijngat. Een landvorm die ontstaat door het instorten van een holte in het substraat. Het vormt een afgesloten depressie in het landschap. De meest voorkomende zinkgaten zijn dolines; laagtes die zijn ontstaan door karst, kalksteen opgelost in water. Het zou een spannende reis worden als er al gevlogen werd na urenlang oponthoud. Eindelijk zat ik.
Voordat ik in mijn vliegtuigstoel plofte had ik al een halve fles Johnnie Walker uit de taxfree winkel op om mezelf moed in te drinken. Alle stoelen om mij heen waren bezet door leden van de bijna failliete beweging Hare Krishna. De krimp van deze beweging werd vooral veroorzaakt door een reeks schandalen tussen 1979 en 2000, zoals drugssmokkel en vermeend kindermisbruik. Het waren er een stuk of vijftien en allemaal kaal geknipt met een omgedraaide swastika op hun voorhoofd gestempeld, in plaats van de gebruikelijke stippen in allerlei kleuren en verder hadden ze wijde pyjama’s van handgeweven oranje katoen van Indiase makelij. Uit hun rugzakken haalden ze in zilverpapier verpakte broodjes en staken staafjes wierook aan. Waarop een graatmagere stewardess, met een rode stip op haar voorhoofd, dit gebruik verbood en de wierrookstokjes uit hun handen trok. Toen ze misbaar maakten sloeg een stevige steward met een jampot bril, een baard en een tulband op zijn hoofd, de grootste Hare Krishna met een boksbeugel in elkaar, die bloedend op de grond viel. ‘You take always first the biggist bastard.’ Vermelde hij er nog even bij in steenkool Engels en gaf hiermee het visitekaartje van Air India af, en tevens een gratis tip voor de rest van je leven.
De oranje pyjama’s boden mij ook een broodje aan en op mijn weigering zei een van hen: ‘Je beledigt me …’ ‘… maar …’ ‘Toe eet nu maar.’ ‘Okay.’ Wat kon ik doen als ze zo aandrongen. Ik maakte het pakje open en bestudeerde het beleg. Wie weet wat er voor rommel inzit, dacht ik. Spinnenkwijl, gemalen spruitjes, gefermenteerde heilige koeienstront. Na het broodje, terwijl het vliegtuig opsteeg en ik me helemaal bescheet hieven ze hun doffe monotone zang aan: Hare Krishna, hare Krishna, Krishna Krishna, hare hare, hare Rama, hare Rama, Rama Rama, hare hare. Ik voelde me raar. Ik was verdoofd en kon niet meer wakker blijven. Mijn oogleden werden zwaar en mijn hoofd viel alle kanten op. Ik kwam nog even bij en er werd weer een broodje in mijn mond gepropt. Nu snapte ik het. Ik was verlamd. Daarna werd ik naar het toilet gesleept en kaal geschoren en ze trokken mij ook zo’n pyjama aan. Stempelde een omgedraaide swastika op mijn voorhoofd. Alles deed pijn en ondertussen vlogen we niet meer. Ik opende mijn ogen een klein beetje en zag dat ik vastgebonden was als een salamiworst en in een bus met allemaal oranje pyjama’s zat en we door een drukke stad reden.
Zo werd ik ongewild leverancier van organen, mijn ogen en mijn grote piemel voor rijke westerse mensen. Dit werd mij op een operatietafel verteld, in dat verdorven India om de failliete kas van Hare Krishna te spekken. Ik wurmde mijn arm los. Stak een verpleegkundige met een scalpel in haar borst, die met een piepend geluid leeg liep, en sneed mezelf los. Rende de operatiekamer uit en op het moment dat ik langs de lift kwam zag ik dat ik me op de 58ste verdieping bevond. Huizenhoog boven de stad. Ik rukte een affiche met New Dehli van de muur en al renend, achtervolgd door een chirurg en een paar beveiligers, vouwde ik van dat stuk papier een straaljager. Als het goed was kon mijn papieren vliegtuig vliegen, had ik ooit op de televisie gezien in een rapportage van ‘Wondere Wereld van Chriet Titulaer’. Ik opende een raam en stapte op en via een tussenlanding in Istanboel kwam ik alsnog thuis. Gelukkig was het zo’n hoog gebouw anders had ik eerder moeten landen, misschien wel in Calcutta.
- Login om te reageren
- 33 weergaves