Het Leven Is Niet Altijd Een Pretje

Het Leven Is Niet Altijd Een Pretje

Eerder die week is een Antilliaanse man nadat hij aangehouden is door vijf politieagenten overleden, dit is de aanleiding tot gewelddadige protestacties in Den Haag. Het is één grote chaos. Snuif de geur op van rokende banden en het geschreeuw van het gepeupel. Kolkend afval wat hoog oplaait en als zwarte regen neerdwarrelt. Dit verhaal is gebaseerd op een ware gebeurtenis.

De actievoerders hebben de binnenstad veranderd in een woestijn van ingegooide ramen, gesloopte blinden en vensters. Ingestorte daken, omver getrokken muren, brandende gebouwen, afval dat vlam vat en hoog oplaait voorbij de daken en als zwarte regen neerdwarrelt. Een grote ontplofte pianovleugel van het merk Yamaha ligt in de Vaillantlaan als een eenzame getuige van een woedende menigte, die als een vuurzee mensen, gelijk verschrompelde bladeren, voor zich uitjaagt. Het gepeupel trekt een spoor van verderf door de eens zó prachtige stad achter de duinen, met op de achtergrond dikke verstikkende rookwolken die omhoog kringelen.
 
Bij de aspergeversperring en rollen scheermesdraad die rondom de stad door het leger zijn opgericht staat een Marokkaan met een scooter vriendelijk te kletsen met een aantal leden van de oproerpolitie. Aan de brandlucht van de jongeman beklijft het vermoeden dat hij even daarvoor nog in de voorste rijen heeft gestaan om stenen te gooien. Een agent vraagt of de agressie bij de jongens misschien ook iets te maken heeft met de ramadan. De Marokkaan ziet daar geen verband in.
‘Als het geen ramadan was geweest, was het ook gebeurd.’
Dan draait hij zich om naar een blinde man met zijn hond, die hier al een tijdje staat en meeluistert.
’Liep je me nou net uit te dagen, vieze kankerhond,’ blaft de Marokkaan.
De blinde man wiebelt wat onzeker heen en weer en zijn geleidehond kijkt de Marokkaan bedenkelijk aan.
De agenten kijken de andere kant op.
‘Je moet gewoon niet zo bijdehand lopen te doen, vuile kankerlijer,’ dreigt de Marokkaan. ‘Rot op naar je eigen land dan.’
‘Dit is mijn land.’
‘Nee, vieze kankerjood. Dit is hier ons land. Oprotten naar Scheveningen.’
‘Maar ik kom helemaal niet uit Scheveningen.’
‘Kom mee om die hoek dan, dan zal ik je eens laten zien waar jij vandaan komt, vieze racist.’
‘Ik ben geen racist.’
‘Oprotten naar Scheveningen, vieze kankerhond. Dit is onze wijk.’
De agent draait zich om ‘Morgen weer?’ 
‘Ik hoop van wel. Dan slopen we het politiebureau.’
 
De Marokkaan geeft gas en rijdt weg op zijn scooter en zegt nog tegen de blinde ‘Hoi kankerhond’ en op hetzelfde ogenblik wordt hij vol op de zijkant van zijn hoofd getroffen door een geheel witte stok met rode dwarsstrepen, waarop hij zigzaggend met veel misbaar een etalage inrijdt, alsof het gezag niet aanwezig is om hier de verkeersregels te handhaven.
Wanneer het geluid van het glasgerinkel de blinde man bereikt zegt hij tegen de agenten ‘Ik wil me er niet mee bemoeien, maar is hij nu weer iets aan het slopen?’
Op het teken van hun commandant stormen de leden van de oproerpolitie op de Marokkaan af die in de winkel ligt van een Turkse groenteboer.