
‘Voor wie de bel luidt,’ oorspronkelijke titel ‘For Whom The Bell Tolls’ is een roman uit 1940 geschreven door Ernest Hemingway. Het boek vertelt het verhaal van Robert Jordan, een jonge Amerikaanse explosieven-expert tijdens de Spaanse Burgeroorlog.
Hieronder volgt een moment uit dit geweldige boek van de geweldige schrijver Ernest Hemingway.
De kapitein keek op zijn polshorloge, het was tien minuten voor drie. ‘Zwijnen, moederverkrachters, drinkers van de melk van jullie vaders.’ ‘Zonen van de grote hoer!’ schreeuwde de kapitein, terwijl hij overeind kwam en zijn hoofd boven de rolsteen uitstak. ‘Rode zwijnen, lafaards.’ ’Schiet nou maar, lafaards, als jullie nog leven,’ schreeuwde hij. ‘Schiet nou maar eens op iemand, die voor geen enkele Rode bang is, die ooit uit de buik van de grote hoer is gekomen.’ Dit laatste was een erg lange zin om te schreeuwen en het gezicht van de officier was er rood van geworden, toen hij klaar was.
‘Dat zijn de zwijnen, die mijn zuster en mijn moeder hebben doodgeschoten,’ zei de kapitein. Hij had een rood gezicht en een blond snorretje, dat Engels aandeed; in zijn ogen lag iets wat niet deugde. Zij waren lichtblauw en zijn wimpers waren ook licht. Toen schreeuwde hij: ‘Roden, lafaards! ‘en begon weer te vloeken. Hij stond nu volkomen vrij: hij mikte zorgvuldig en schoot met zijn pistool op het enige doel, dat de bergtop bood, het dode paard, waar El Sordo achter lag. De kogel deed op vijftig meter afstand van het paard een stofwolkje ontstaan. De kapitein vuurde nogmaals. De kogel trof een rots en stuitte af. De kapitein stond naar de bergtop te kijken.
Luitenant Berrendo keek naar het lijk van de andere luitenant, vlak onder de top. ‘De moederneukers zijn allemaal dood,’ zei de kapitein. Hij ging rechtop staan, legde daarna beide handen op de rolsteen, trok zich op, waarbij hij onhandig met zijn beide knieën manoeuvreerde en ging overeind staan. ‘Schiet maar op me! Maak me maar af!’ schreeuwde hij.
‘Paco, zei hij welgemoed, jij en ik gaan er heen.’ ‘Ik niet.’ ‘Wat?’ De kapitein had zijn pistool alweer in de hand. ‘Ik ga, als u het mij beveelt. Maar onder protest,’ deelde luitenant Berrendo de kapitein mee. ‘Dan ga ik alleen,’ zei de kapitein. ‘Het ruikt hier teveel naar lafheid.’ Hij hield het pistool in zijn rechterhand en liep met vaste tred de helling op. Hij deed geen poging om dekking te zoeken en hij keek recht voor zich uit.
El Sordo, klein en fors, een bruin gezicht met brede jukbeenderen en grijze haren, lag achter het paard naar de kapitein te kijken, die de heuvel opkwam. Maar één, dacht hij. We krijgen er maar een. Maar te oordelen naar de manier van lopen is hij caza mayor. Kijk hem eens lopen. Kijk een wat een dier.
Die is voor mij. Die neem ik mee op mijn reis. Die daar aankomt maakt dezelfde reis als ik. Niet stil blijven staan om naar de anderen te kijken, met je ogen recht vooruit. Kijk eens. Hij heeft een snor. Hij veroorloofd zich een snor, mijn medereiziger. Hij is kapitein. Kijk naar zijn mouwen. Blauwe ogen. Dicht genoeg genaderd. Te dicht al.
Ja, medereiziger. Alsjeblieft, medereiziger. Hij drukte zachtjes op de trekker van het automatische geweer en het sloeg driemaal tegen zijn schouder aan op de rukkerige manier, die de terugslag van een automatisch geweer op een driepoot geeft. De kapitein lag voorover op de helling. Zijn linkerarm onder hem. Zijn rechterarm met het pistool stak boven zijn hoofd uit.
Ernest Hemingway
- Login om te reageren
- 1 weergave