
Mijn vader was op 19 augustus jarig en die dag was er dan ook de verjaardag, en niet later of eerder. Nee, gewoon op 19 augustus.
De familie van mijn vader kwam altijd wat eerder zodat zij op de bank en de beste stoelen in de voorkamer plaats namen en de familie van mijn moeder aan de eettafel. Mijn broertje en ik mochten dan wel wat langer opblijven, maar nadat we iedereen gezien hadden moesten we naar bed.
Ik dacht er niet aan om te gaan slapen. Ik lag als een oester in mijn bed en luisterde naar het gekwetter. Binnen in de huiskamer murmelden de stemmen geruststellend voort. Taartjes werden uitgedeeld. Gebaksvorkjes klingelde als ze de schoteltjes raakten. Jaloers lekkermakende geluiden. Steeds als de kamerdeur open ging klonken de stemmen harder. Het ganglicht scheen dan helder door het glas van het bovenlicht in mijn slaapkamer. De stemmen gonsden gedempt verder. Soms was er gelachen of een kreet van herkenning. En nu werd de eettafel en de stoelen aan de kant geschoven. Het geluid van de eerste dansplaat.
Ik opende langzaam de deur en sloop de trap af en keek tussen de trapspijlen de rokerige kamer binnen. ‘Zeg ben jij helemaal belatafeld,’ galmde mijn vader, zodat ik weer gauw mijn bedje in kroop. Beneden ging het dansen verder. De muziek speelde eindeloos door evenals de koelkast met biertjes, die voortdurend open en dicht ging. Ik stelde me de hapjes voor: blokjes kaas met een zilveruitje, rolletjes boterhammenworst met augurk. Plakjes lever- en paardenworst gingen eveneens rond.
Ik doezelde en gaapte. Midden in die gloeiend warme en zware slaap werd ik wakker van een vleug muziek van Una paloma blanca en mijn oom die meezong. En ik sliep verder. Slapen begon over te gaan in waken, dan luisterde ik met mijn hoofd van het kussen getild. Gelukkig waren er nog steeds stemmen en opeens langdurig de bel van de voordeur. ’Héé buurman. Kan het wat minder!’ werd er geschreeuwd. Gebonk en weer hoorde ik minder, minder, minder. Een hoop drukte. En na een tijdje toen het wat rustiger was geworden en alleen nog een zoemend geluid was te horen sloop ik naar beneden.
En alweer keek ik de woonkamer in en wat ik daar zag zal ik nooit vergeten. De buurman met bange uitpuilende ogen en een prop in zijn mond was vast gebonden op een eetkamerstoel. De familie van mijn moeder was zeker al weg. Ik zag mijn vader en zijn broers op hun rug, terwijl mijn vader de buurman met een tondeuse kaal schoor. Al dat blonde haar over de vloer. Mijn vader zei: ‘Natuurlijk kan het wat minder,’ en daar vloog weer een geblondeerde lok door de lucht. Ik slipte naar mijn bedje en heb de hele avond niet kunnen slapen. Ik zie nu nog dat angstige gezicht van mijn buurman voor me.
De volgende morgen ontbeten we vroeg, want mijn moeder ging naar haar ouders waar ze het zinnelijke avondje wilde afsluiten. Mijn vader zat nog versuft in de stoel alsof hij niet geslapen had. Jaren later vroeg ik aan hem wat de reden was dat hij op zijn verjaardag buurman had kaal geschoren. Hij was nog niet eens verbaasd dat ik daar van op de hoogte was. Hij zei tegen mij: ‘Zijn katten scheten altijd in onze tuin en dan vooral in de Afrikaantjes. Wat een smeerlapperij. En ik geef een keer een feestje. Eén keer in het jaar. Mijn eigen feestje, en meneer staat als een idioot op de deur te rammen. Terwijl die katten van hem elke dag in mijn tuin schijten’. Dat was het enige wat hij daar over kwijt wilde.
- Login om te reageren