
Op de dag dat hij zijn zevenenveertig jarige jubileum vierde van zijn privéleven, kreeg hij ontslag op een kleine scheepswerf waar hij als timmerman de middelen verdiende om in zijn onderhoud te voorzien.
De woorden van de directeur echode nog minutenlang in zijn oren na, met het timbre van een schuiftrompet; ‘Ik wil je gelukwensen met je verjaardag en bij dit gebaar hoort de gebruikelijke fleurige fuchsia, toch moet ik je op deze vrolijke dag ook mededelen dat we geen gebruik meer willen maken van je diensten. Je begrijpt zelf wel waarom. Ik wens je het allerbeste… maak er nog een leuke dag van. Zevenenveertig. Een mooie leeftijd, er ligt nog een heel leven voor je.’
Dit overkwam hem juist op de dag dat hij jarig was, terwijl hij de avond daarvoor belachelijk vroeg naar bed was gegaan om eens goed uit te rusten na een moeilijke periode vol rusteloos geslemp, zinloze nachtbrakerijen, dementerende ouders, gezeur met vriendinnetjes. Kortom, zo'n periode waarin hij zich bij tijd en wijle afvroeg of het nog licht of weer licht was (of nog donker of weer donker).
Hij twijfelde ook of hij een baard liet groeien, of niet of wel, of misschien een klein snorretje. Het ene ogenblik vond hij dat hij er nog aardig voor stond om het andere ogenblik loodzwaar te constateren dat hij er juist heel treurig voor stond en dat redding, zo deze al ergens op de wereld aanwezig was, in elk geval niet zijn deel zou zijn; en juist vandaag werd hem te kennen gegeven dat ze geen gebruik meer wilde maken van zijn diensten, nota bene op zijn verjaardag.
Eerst zat hij in zak en as, maar uiteindelijk ging hij terug naar zijn geboortegrond; een ver afgelegen provincie in Nederland, waar ze nog hun eigen taal spreken en eigen gebruiken hebben. En zo geschiede.
- Login om te reageren
- 2 weergaves