
How people with bad eyesight see the world when they take off their glasses.
Mijn schoonouders hadden een stacaravan op camping Bakkum, Castricum aan Zee, en daar gingen we veel naar toe met de familie.
Vroeger toen ik zó groot was en veel jonger en voordat ik überhaupt schoonouders had ging ik al met mijn ouders naar Bakkum. Omdat de grote jongens voortdurend mijn zandkastelen vertrapten bouwde ik met behulp van de krant van mijn vader een burcht als een vleesetende plant. Ik groef een diepe kuil en hierin plaatste ik een paar houten gevorkte patatridders uit de snackbar. Dit tafereel overdekte ik met het dagblad De Waarheid. Ik bouwde zo voorzichtig mogelijk mijn zandkasteeltje, want de krant kon niet veel verduren. De ridderburcht verbloemde ik met een keur aan schelpen en groef er tenslotte nog een slotgracht omheen. Iets verderop ging ik dan geheel onnozel van het naderende onheil met mijn zandvormpjes spelen, totdat een onverlaat in mijn val zou trappen.
Vandaag was het oostenwind en ik stond samen met mijn gezin en mijn neefje te midden van picknickende ouders met hun kinderen, die loom en kalm in het snikhete zon lagen of druk in de weer met windschermen, opblaas flamingo’s of kastelen bouwden die meteen werden vernield, of de tijd nooit had stil gestaan, door een onbehouwen menigte die zijn weg zocht naar het volgende stuk strand, en omgeven door ijs geroep, het driftige en vrolijke geschreeuw van balspelende jongens en het gillen van meisjes als ze in een kwal stapten.
Mijn neefje zei: ‘Zombie,’ toen ik hem vroeg wat wil je later worden. Hij stond in de branding met zijn strandschep, een metalen blad scherp zo als een scheermes. Een al wat oudere heer wees op een kwal die als een blauwe gebochelde krolse kater aan zijn voeten lag en vroeg zachtjes: ‘Jongeman leeft ie nog?’ Mijn neefje zette zijn schep in de kwal, die openreet als ware het de Rode Zee nadat Mozes op weg naar het beloofde land zijn hand ophief, en zei: ‘Ik denk dat ie dood is’, waarop de oude man hoofdschuddend weg meesmuilde terug naar zijn kuil.
Ik bezag het tafereel van deze warme zomerdag als een ansichtkaart vol levenslust en gespetter. De families die zich vermaakten met emmertjes, schepjes, parasols, windschermen, broodjes kaas, puntzakken patat, ijsjes, sigaretten en flessen met priklimonade. De blije, bakkende en verlangende meisjes met zonnebrandcrème, de gebronsde jongens met hun wasbordje en de jaloerse witte jongens. De dikke, melkwitte, harige, meelijwekkende benen van huisvaders, die stil door het water waadden, de plompe moeders en de krulharige, kort geknipte en kromgebogen kinderen die dwaas van genot hun waterirrigatiekanalen groeven in het zand.
Aan het einde van de warme zomerdag kreeg ik keihard een bal tegen mijn zonverbrande gezicht. Mijn bril maakte een onfortuinlijke salto en verdween in het zand. Mijn zicht was aanzienlijk verminderd…
- Login om te reageren
- 7 weergaves