Drama In De Buurtsuper

Sprookjeswereld

Mag ik even in je mandje kijken,’ vroeg topkok Herman aan een passerende klant in de supermarkt. ‘Jawel hoor, van mij wel’ zei de boodschappende vrouw lachend, waarna hij vervolgens de heerlijkste recepten met de inhoud van het mandje maakte.

‘Kimberley! Kimberley kom hier. Nu.’
Het was de stem van een doorrookte vrouw met een zonnebankbruine huid in de leeftijd van een jaar dertig en een leren jasje aan. Ze liep achter een opgeleukt winkelwagentje aan, wat zijn best deed om op een raceauto te lijken. Bemand door een zuigeling, die voortdurend in huilen uitgierde.
’Wat doe je nu weer kreng?’ schreeuwde ze tegen Kimberley. Een kleinkind met prachtig mooi zwart haar en een paar blauwe wilde strikken in. Ze droeg een jurkje met subtiele paillettentapes en glitters. Lekker vrolijk en ook een beetje gek. Ze hield in elke hand een donut met van dat zachtroze snot erop en nam daar grote onbehouwen happen uit.
 
‘Wilt u ook een hapje’ vroeg ze aan een passerende klant.
‘Leg neer Kimberley. Verdomme en je mag niet met vreemde mensen praten.’
Het kind legde de zoetigheid weer in de verpakking weg in het schap. In de racewagen lag onze kleine Max Verstappen met een grijs/rood pakje vol stoere geometrische vormen en gekke dieren om het geheel volkomen waanzinnig compleet te maken. En hij brulde inmiddels van het huilen.
 
Haar moeder zei tegen de topkok Herman ‘Rot op, kale lamstraal’ toen hij vroeg ‘Mag ik in je mandje kijken’. En ze trok verder de supermarkt in op haar pad van onheil. Kimberley trok een pakje Fristi los uit de gezinsverpakking, stak het rietje erin en zoog zich haar wangen vol achter haar moeder. Kimberley keek Herman aan en die deed voor hoe het moest en drukte zijn wijsvingers in zijn bolle wangen. Ze liep naar haar moeder en proestte de Fristi in vrolijke stralen in haar schoot en ging voor haar staan met haar armen in haar zij en haar benen uit elkaar en riep ‘Je bent een heks!’
En Kimberley rende weg uit haar sprookjeswereld naar de uitgang.

‘Kimberley! Kimberley! En ik roep je niet nog een keer. Kimberley kom hier. Nu.’