
Dag en Nacht Feest
Een verhaal gebaseerd op waar gebeurde uitspraken. Herinneringen aan Den Haag waar het één grote chaos is.
In Den Haag is het één grote chaos. Het canaille heeft de binnenstad veranderd in een woestijn van ingegooide ramen en gesloopte gevels. Ingestorte daken, omver getrokken muren, brandende gebouwen, afval dat vlam vatte en hoog oplaaide voorbij de daken en als een zwarte regen neerdwarrelt. De grote witte ontplofte pianovleugel van Steinway & Sons ligt in de hoofdstraat als een eenzame getuige van een woedende menigte, die als een vuurzee door de stad joeg. Het gepeupel trok een spoor van verderf door de eens zó prachtige stad achter de duinen, met op de achtergrond dikke verstikkende rookwolken die omhoog zuilen.
Bij de tankversperring die rondom de stad door het leger is opgetrokken staat een lichtgetinte man met een scooter vriendelijk te kletsen met een aantal leden van de oproerpolitie. De jongeman stond even daarvoor nog in de voorste rijen stenen te gooien. De agent vraagt of de agressie bij de jongens misschien ook iets te maken heeft met de ramadan. Hij ziet geen verband: ‘Als het geen ramadan was geweest, was het ook gebeurd.’
Dan draait de bestuurder van de scooter zich om naar een blinde Nederlandse man in een korte broek die een riem in de hand heeft van zijn blindengeleidehond. Hij staat er al een tijdje en luistert mee. ’Loop je me nou net uit te dagen, vieze kankerlijer’, blaft de jongeman. De blinde man wiebelt wat onzeker heen en weer en zijn hond kijkt hem bedenkelijk aan. ‘Je moet gewoon niet zo bijdehand lopen doen,’ dreigt hij. ‘Rot op naar je eigen land dan.’ ‘Dit is mijn land,’ zegt de blinde man. ‘Nee, vieze kankerjood. Dit is hier ons land. Oprotten naar Scheveningen.’ ‘Maar ik kom helemaal niet uit Scheveningen.’ ‘Kom mee om de hoek dan, dan zal ik je nog eens wat laten zien, vieze racist.’ ‘Als dat zou kunnen, maar ik ben geen racist,’ bibbert de man. ‘Oprotten naar Scheveningen, vieze kankerlijer. Dit is onze wijk.’ De man op de scooter heeft de afgelopen drie nachten de tijd van zijn leven gehad. Overdag ligt hij in bed en als je ‘s nachts toch niets te doen hebt kun je net zo goed mee gaan rellen en om vier uur naar huis om nog wat te eten voordat de zon opkomt.
‘Praten lost niets op. Ze luisteren toch niet. Eens een blanke blijft een blanke. We moeten opkomen voor onze rechten. Anders wordt het hier net een tweede Amerika.’
Achter het geweld schuilt veel meer dan alleen de dood van het geweldsslachtoffer van de politie. Een gevoel van marginalisatie, uitsluiting, ongelijke behandeling en het idee dat allochtonen eigenlijk helemaal niet welkom zijn in Nederland. ‘Morgen weer?’ vraagt de agent. ‘Ik hoop van wel. Dan slopen we het politiebureau.’ Hij rijdt lachend weg op zijn scooter en zegt tegen de blinde man: ‘Hoi kankerhond’, en op hetzelfde ogenblijk raakt de blinde hem vol op de zijkant van zijn hoofd met zijn kunststof blindenstok en de bestuurder van de scooter rijdt daarna zigzaggend, vol gas, in de etalage van de Turkse groenteboer. 'Over mij mag je alles zeggen, maar over mijn hond hou je je smoel.' Op het geluid van het glasgerinkel zegt de blinde man tegen de agenten: ‘Sorry hoor. Is hij nu weer een winkel aan het slopen?’
De agenten stormen met getrokken wapenstok op de man af, die tussen de Hollandse bloemkolen ligt, in de etalage van de Turkse groenteman. ‘Dat noem ik pas integratie,’ zegt de blonde politieman, waarop zijn collega's hard moeten lachen.
- Login om te reageren
- 24 weergaves