De wederwaardigheden bij de Bataviawerf waar ik in 1993 begon aan mijn loopbaan als beeldsnijder.
Ik besloot om tien kilo boetseerklei te kopen en zo modelleerde ik een sater gelijk aan het fotokopietje. Op de werf liet ik het stuk eikenhout in een trapezium zagen, want met een gewone zaag lukte het niet, dacht ik, na wat proberen. Ik moest ook maar eens vragen waar je die goede gutsen kon kopen. Terwijl ik eigenlijk alles het liefst zelf had gedaan. Dat was een hele stap om weer langs te komen. Een moedige stap, want nu wisten ze meteen dat ik er geen verstand van had. Misschien hadden ze dat al van af het begin in de gaten.
Toch kreeg ik op al mijn vragen een vriendelijk antwoord. Het stuk hout werd voor mij met een lintzaag in de juiste vorm gezaagd. Ik kocht de goede gutsen en sneed het beeld. Ik nam de kop mee naar de werf. Was iedereen voor een week of zes op vakantie. Zo ook de mannen van de beeldsnijderij. Toen ik aan een groepje rondleiders vroeg: ‘Waar zijn de mensen toch van de beeldsnijderij?’ Zei de grootste en dikste: ‘Je verwacht toch niet dat ze het hele jaar doorwerken, ook zij hebben recht op vakantie.’ Dus het beeldsnijdertje in spé kon nog zes lange weken wachten, voordat hij mijn proeve van bekwaamheid aan de meester kon laten zien.
Ik nam mijn stukje beeldsnijwerk mee naar huis. Toen ik de volgende dag op visite was bij mijn moeder, liet ik haar zien wat ik wilde doen nu ik zo zonder werk was. Ik had honderden sollicitatiebrieven geschreven waar ik geen reactie op kreeg, behalve reacties waar ik niet op zat te wachten. Daarnaast zorgde ik voor mijn kinderen die vijf en acht jaar oud waren en deed wat huiselijke taken, terwijl hun moeder als verpleegkundige op de oncologieafdeling werkte in het ziekenhuis.
Het was heel moeilijk om zo’n kop te snijden, vooral als je toekomst ervan af hangt. Na de vakantie liet ik knap zenuwachtig aan Cees van Soestbergen mijn stukje huisvlijt zien. Cees zei: ‘Eigenlijk moeten we het wat hoger hangen', een plek waar het originele gevelsteentje ook hing. Toen het eindelijk aan de muur hing zei hij ‘KNAP KOPPIE.’
Zo zette ik mijn eerste piepkleine stapje in de beeldsnijderij, als een kind zo blij. Dan ben je er nog niet, er werkten ook nog andere mensen. Ik rolde als een schep zand in een soepel draaiende machine. Niettemin werd ik snel opgenomen en samen maakten we de mooiste beelden. Maar het was wel even wennen, die eerste week en al die weken daarna ook.
Sater, Bert van Leeuwen.
Wordt vervolgd
- Login om te reageren
- 2 weergaves