Bard 2

Batavia, Bert van leeuwen

Op de terugweg naar de werf sprak een collega Bard aan met de vraag ‘Goh, Bard jij hebt wel heel veel vrije dagen. Ik zie je de laatste tijd niet zo veel meer.’ ‘Ik werk al een paar jaar vier dagen per week.’

‘Kan jij die periode nog herinneren toen ik hier net kwam werken?’, zei Bard. Zijn collega die al de grootste moeite had om niet in zijn eigen broekzak te verdwalen kon zich nog maar vaag herinneren waar Bard het over had. ‘Jullie hadden een vast contract,’ ging Bard verder ‘en ik moest de eerste drie jaar doorploeteren met een jaarcontract. Onze directeur Hans Zaadnoordijk had in al zijn wijsheid besloten dat er een ander regiem moest komen, wat inhield dat iedereen die nieuw was tot vijf uur moest werken, de andere werknemers werkten tot kwart over vier en op vrijdag tot drie uur. Deze rechtsongelijkheid had ik ondertekend bij het aanvaarden van mijn nieuwe contract in de veronderstelling dat onze voorwaarden ongeveer gelijk waren.’

‘Daarnaast had ik 25 dagen verlof en jullie 50. Zodat jij lekker zes weken in het hoogseizoen met de kinderen op vakantie kon en ik maar twee schamele weken, wilde ik nog wat overhouden voor de rest van het jaar, en mijn jaarsalaris was ook een stuk minder. Maar ik was zo blij dat ik hier mocht werken in deze prachtige omgeving dat ik dit maar voor lief nam.’

‘De allerlaatste dag van mijn tweede jaarcontract vertelde Zaadnoordijk tussen neus en lippen door dat ik hier nog een jaar mocht werken, toen we op weg waren naar het openluchtmuseum Archeon tijdens een personeelsuitje en het al bekend was dat een collega, die tegelijk met mij was aangenomen, was ontslagen. Toen ik doorhad hoe ik belazerd was wilde ik het met hem over mijn arbeidsvoorwaarden hebben, maar daar kon geen sprake van zijn. Ook had ik te horen gekregen dat ik naast mijn werkzaamheden de taak van scholingscoördinator op me moest nemen. Gelukkig werkte ik dat jaar samen met een aantal beeldsnijders aan de spiegelvoorstelling van het schip Zeven Provinciën en dat maakte veel goed,’

Dit begon veel weg te hebben van de gelijkenis van ‘De arbeiders in de wijngaard’ waar de landeigenaar ’s morgens vroeg arbeiders inhuurde en met hen overeen kwam dat hij hun een zilveren muntstuk zou geven als loon, maar dat deed hij ook met de arbeiders die hij op het einde van de dag had aangenomen. Toen hij bedolven werd onder de klachten gaf hij als commentaar ‘Mag ik met mijn geld niet doen wat ik wil? Of ben je afgunstig omdat ik goed ben?' Ja en waarom moest Bard boos zijn op de man die deed wat zij waren overeengekomen. Alleen was Bard zo naïef dat hij dacht dat ze allemaal hetzelfde kregen, maar dat is natuurlijk niet zo. In deze wereld krijgt niemand hetzelfde.

‘Ik kreeg een ander contract, toen ik ging werken voor Concern voor Werk, die de sociale werkvoorziening uitvoert voor de gemeenten Lelystad, Noordoostpolder, Urk en Zeewolde, en ik werd gedetacheerd bij de Bataviawerf als leermeester en ging net zoveel verdienen als de andere leermeesters. Later ging ik vier dagen werken en kreeg ik ook nog wat seniorendagen.’ ‘Ouwelullendagen.’ ’Inderdaad en daarom heb ik veel vrije dagen, maar ik ben dan ook al een stuk ouder.’

Wordt vervolgd