Almaar trucjes

Bumblebee

Bram

Ik had een vriend… Ik heb een vriend. Al woont hij hier… wel ver vandaan, maar toen waren we buren. Ik ken hem al jaren vanaf dat ik rood haar had, zó groot en veel jonger. Hans vertelde me dat hij een bij had getemd. Zo’n dikke met een zwarte trui, gele banen en een wit kontje.

De bij heette Bram. Bram was een jongetje. Meisjes kun je toch niets leren, had Hans mij verteld. Hans had Bram in een leeg jampotje gedaan. Het had hem veel moeite gekost om Bram af te richten. Uiteindelijk was het hem gelukt. Ik mocht met hem mee naar zijn huis. Een stofloze bunker waar alles zijn vaste plaats had. En daar was absoluut geen plekje bij voor een buurjongetje. Gelukkig waren Hans z’n ouders die dag op pad. Hij had dit moment aangegrepen om mij de trucjes van Bram te laten zien. Ik ging achter hem aan de trap op naar de slaapkamer van zijn ouders. Hans opende de ramen. 

‘Nu moet je goed luisteren. Ik doe het potje open. Bram vliegt dan door de open ramen naar buiten. Als ik één keer op mijn vingers fluit dan stopt Bram.’ (Dat Hans op zijn vingers kon fluiten vond ik al machtig mooi.) Hij ging verder. ‘Als ik twee keer op mijn vingers fluit, komt Bram terug. En kruipt hij in zijn potje.’ Verbluft keek ik hem aan en verdomd ik geloofde het.

Hans deed het potje open. Eerst nog wat onwennig. Maar steeds driester kwam de bij uit het jampotje. Ja, en in een rechte lijn. Dus niet wat rommelige kronkels, maar in een rechte lijn. In een rechte lijn vloog hij naar de overkant. Naar het huis van buurvrouw Aafjes met haar als een suikerspin. Ze had een vouwfiets, toen iedereen nog op normale fietsen reed. En een man die een beetje gek was.

Hans blies op zijn vingers. Bram werd steeds kleiner. En nogmaals floot hij. Zodat Bram rechtsomkeert zou maken. Ook daar reageerde de bij niet op. Verbaasd keek ik Hans aan. Hij zei: ‘Bram was de hele dag al een beetje humeurig en dan luistert ie slecht. Maar zo direct komt hij vast wel terug. Je moet nu gaan, want ik denk dat mijn ouders thuis komen.’ Ik sloop razendsnel de trap af en ging naar huis.

De volgende dag zat ik in de woonkamer een boek te lezen of zomaar niks. Opeens stond Hans in onze voortuin. Vanachter het glas liet hij mij het welbekende jampotje zien. ‘Bram is weer terug!’ Hij wees naar de bij. Dat was een hele opluchting. Lag het nu aan mij of zag Bram er opeens heel anders uit. Hij ging Bram nog meer kunstjes leren, zei hij. En vliegensvlug was ie verdwenen.