De zeewind greep Keith’s speeksel en voerde het in een grillig traject rood en glimmend in de felle middagzon door de loze ruimte. Keith vloekte en goot een slok energiedrank naar binnen en spuwde nogmaals.
Mijn vader, waarvan ik toen nog niet wist dat hij mijn vader zou worden, reed op zijn Fongers fiets door de schemerstraten van Wormerveer langs de winkel van grootgrutter SPAR met automaten voor snoep en sigaretten aan de muur.
De volgende dreigende sneeuw-wolken ontvouwden zich in de vroege ochtend. Gordijnen van voortjagende sneeuw en bevroren windsels dreven achter de met ijsboeketten versierde ramen. Het leek wel of de sneeuw uit de grond kwam slierten en uit de armen en lichamen van de bomen zwom en dreef.
De tomtom had aangegeven dat hier bij Oost-Knollendam een veerpont moest zijn, maar ze zag niets. Ze liet het raampje van haar bolide naar beneden zoefen. Het had niet veel gescheeld of de harde stem die opklonk uit de mist had haar bijna naar huis terug gedreven. Met de hand op haar bonzend hart zag ze een man, die in een bootje stond.
Garry had een pesthekel aan naalden. Niet aan allemaal, hij had niets tegen dennennaalden, maar hij kon niet tegen injectienaalden. Hij had altijd met tegenzin bloedonderzoeken, inentingen en zelfs antibiotica-injecties ondergaan, maar nu hield hij het niet langer. Hij moest naar de dokter.
Het was wat mistig en Knorr werd nooit meer terug gevonden.
Zwart met gele wespen gonsden boven de morellenjam die felrood glinsterden en vlekken zon gleden over het mos, over het zachte, vochtige gras en over de gezichten van de gasten en de Vrouwen en de Mannen die rookten en allemaal tegelijk lachten. Helena of de zee in de zomer - Julián Ayesta