Een hand omklemde mijn keel. ‘Wakker worden! Wakker worden. Alert blijven. Je weet toch dat je maar één oog dicht mag doen als je slaapt. Je slaapt veel te diep. Als het zo direct oorlog is ben jij als eerste de lul.’
Max Verstappen haalde vorige week zijn schouders op tegenover de pers over mensen die vraagtekens zetten rond zijn titels ondanks zijn zegereeks.
Ik herinner hem de eerste dag: ‘Hallo, mijn naam is Guy.’ Ik herinner hem in zijn Ford om kwart voor zes voor de deur in mijn straat. Ik herinner hem met een filtersigaret in zijn hand in de ochtendschemer.
Samen met mijn zus was ik in de supermarkt. ‘Jezus, moet je kijken…’ zei ik. Die biologische kip is godverdomme bijna drie keer duurder dan zo’n kipknaller.’
Guy van Broecklos had al vaker wat conflicterende standpunten verkondigd. Al was ik wel wat gewend. Eerder toen ik een jaar of zestien was, tijdens mijn vakantiebaantje als dakdekker, vertelde de chauffeur het volgende…
In de bouwkeet aan de Apollolaan in Amsterdam zat ik mijn trommeltje leeg te eten en dronk een kopje koffie. Het waren bammetjes met jonge kaas en daar sneed ik nog een tomaat overheen. Ondertussen had Guy van Broecklos het hoogste woord…
Er heerste een coronapandemie en al heel lang had Martijn niemand gezien of gesproken. Hij zat in zijn huiskamer en keek naar de sneeuw die in de vroege morgen neerviel in de tuin.
‘Je wilt toch niet je laatste dagen doorbrengen als vrijwilliger, die in hun broek pissende demente oude wijven voortduwt in hun rolstoel?’
‘De blokfluit is niet saai; integendeel, hij heeft veel kleur en klank,’ sprak Josef Meijer, de getormenteerde joodse muzikant, uit een even geniale als suïcidale familie tegen Yakov.
Berry ‘Vetvlek’ van den Hoorn observeerde de ober, een figuur die makkelijk te raken was, met de vlakke hand op zijn strot. ‘Heeft u al een keuze kunnen maken… meneer.’ De herinneringen aan de oorlog in Indonesië kwamen steeds weer terug als zuur wat in zijn hoofd vrat.