Mijn vader had een huisje gehuurd in Giethoorn, in de tijd dat het alleen nog maar bekend was van de film Fanfare van Bert Haanstra. Na het verschijnen van deze film nam het toerisme sterk toe. Giethoorn wordt wel het Hollands Venetië genoemd.
Krijgsknechten gaven Jezus kinnebakslagen en leidden hem binnen in het rechthuis. Ze deden hem een purperen mantel aan en een gevlochten doornenkroon op.
Twee timmermannen zitten in een bestelbusje. Ze kijken links. Ze kijken rechts. Links. Ze staan stil voor een kruising. Het is erg mistig.
Ik rijd met de fiets op de dijk. Het is slecht weer en een zwaluw vliegt zowaar tussen de spaken van mijn voorwiel door, wat bijna onmogelijk is.
Mijn moeder is dood. Het nu meer dan tien jaar geleden. Je weet dat je moeder dood gaat en je wilt het zoveel mogelijk voor je uit schuiven en dan … dan komt het moment dat je moeder dood gaat.
We doen het al sinds het begin van ons bestaan. Eerst waren er rotsschilderingen, daarna kwam de boekdrukkunst en altijd waren er verhalen van mond tot mond die je mee kunt nemen naar een andere wereld.
Ooit woonde ik in Wormerveer, daarna in Assendelft, Midsland op het eiland Terschelling en nu in Lelystad aan het IJsselmeer.
‘Hier heb je een doosje lucifers kun je buiten spelen,’ zei ik tegen de man die veroordeelt was wegens brandstichting en ons tot stilte maande in de dorpsbioscoop.
Om 6 uur liep de wekker af, mijn vrouw ging naar het werk. Ik had een vrije dag en stond om 9 uur op.